nummer: 11/1355/GA
betreft: [klager] datum: 9 september 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een uitspraak van 3 mei 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klaagster en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Ter Peel [...].
Klaagsters raadsman [...] is in verband met een vakantie niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het openen van geprivilegieerde post.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag betreft een informatiefolder van Veldzicht, een brief van de inrichtingstandarts, een brief van de commissie van toezicht en een schrijven van de medische dienst van de locatie Ter Peel. In de concrete gevallen is er geen enkele reden
gegeven
voor het openen van de geprivilegieerde post. Dit is in strijd met het EVRM. Verwezen wordt naar Petrov versus Bulgarije, EHRM nr. 15197/02 van 22 augustus 2008.
Geprivilegieerde post wordt met uitzondering van post van advocaten standaard opengemaakt in alle p.i.’s voor vrouwen. Om die reden heeft klaagster beklag ingediend.
Klaagster heeft een verklaring van een medegedetineerde die dit bevestigt. Helaas is deze verklaring niet ondertekend, maar dit kan alsnog geschieden.
Klaagster heeft bij de directeur [...]. nagevraagd of het juist is dat het personeel alle medische post opent. Hij vroeg haar waarom zij hem een vraag stelde waarop ze het antwoord al lang wist.
De bewijslast ligt bij klaagster en dat is een zwakke positie. Zij is van mening dat deze kwestie aangepakt moet worden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Geprivilegieerde post wordt niet structureel, maar alleen indien dit noodzakelijk is dan wel steekproefsgewijs in verband met de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen in het bijzijn van de gedetineerde geopend. Dit geldt ook voor de brieven, waarop
het beklag en het beroep betrekking hebben.
Het personeel houdt in de gaten dat bij verschillende gedetineerden steekproefsgewijs wordt gecontroleerd. Post van advocaten wordt zeker niet geopend. Deze brieven zijn duidelijk herkenbaar. Soms is het niet duidelijk van welke instantie een brief
afkomstig is. Digitaal zijn er veel mogelijkheden en kan gesuggereerd worden dat het om geprivilegieerde post gaat. Van medische post is niet altijd duidelijk van wie deze post afkomstig is. Post van de commissie van toezicht wordt in principe niet
opengemaakt.
3. De beoordeling
Het beroep betreft het openen van vier door klaagster onder 2. omschreven geprivilegieerde poststukken.
Op grond van artikel 36, tweede lid, van de Pbw is de directeur bevoegd enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor gedetineerden, op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Indien de
enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, genoemde personen of instanties, geschiedt dit onderzoek in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde. Onder die genoemde personen of
instanties vallen onder meer de rechtsbijstandverlener, geneeskundige inspecteurs, de commissie van toezicht, justitiële autoriteiten en andere door de Minister of de directeur aan te wijzen personen of instanties.
Artikel 3, tweede lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt dat de directeur bevoegd is om, indien hij dit noodzakelijk acht met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen, een poststuk afkomstig
van een in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde persoon of instantie te openen in het bijzijn van de gedetineerde. Bij het opstellen van de Regeling zijn (volgens de toelichting daarop) de uitgangspunten geweest: dat geen toezicht wordt
uitgeoefend op de inhoud van geprivilegieerde post, dat vastgesteld moet kunnen worden wie de afzender is, dat de bevoegdheid van de inrichting de post te controleren niet gegrond behoeft te zijn op een vermoeden dat de envelop bijgesloten voorwerpen
bevat en dat de inrichting de bevoegdheid heeft om steekproefsgewijs te controleren.
Uit het bovenstaande volgt dat de directeur de bevoegdheid heeft om geprivilegieerde post bij binnenkomst in het bijzijn van de gedetineerde te controleren op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen indien hij dit noodzakelijk acht dan wel
steekproefsgewijs.
Door en namens klaagster is aangegeven dat haar geprivilegieerde post structureel wordt geopend. Door de directeur is dit gemotiveerd betwist.
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat het openen van de door klaagster genoemde geprivilegieerde post niet steekproefsgewijs zou hebben plaatsgevonden. Derhalve zal de
beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. J.P. Balkema en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 september 2011
De voorzitter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
secretaris