Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2014/GB, 9 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2014/GB

Betreft: [klager] datum: 9 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift tegen de beslissing om hem niet in aanmerking te laten komen voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 18 april 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Roermond.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het voorstel om klager in aanmerking te laten komen voor een p.p. met elektronisch toezicht (e.t.) is door de selectiefunctionaris afgewezen omdat de selectiefunctionaris twijfels heeft
aan het slagen daarvan. Dit kennelijk omdat klager zich kort voor de termijn van plaatsing in een p.p. met e.t. vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) heeft onttrokken aan detentie. Ook zou volgens de selectiefunctionaris de
reclassering geen mogelijkheden zien voor gedragsbeïnvloeding, waardoor de recidivekans groot zou zijn. Ten aanzien van het niet terugkomen wordt verwezen naar het bezwaarschrift, waarin een en ander is verwoord. Klager begrijpt dat hij verkeerd heeft
gehandeld door niet terug te keren. Desondanks adviseren de inrichting en de reclassering positief op de mogelijkheid van een p.p. met e.t. De selectiefunctionaris heeft het advies van de reclassering volgens klager verkeerd beoordeeld. De reclassering
heeft aangegeven dat de mogelijkheden tot gedragsverandering laag zijn maar niet zijn uitgesloten. Ook zou klager vatbaar zijn voor controlemiddelen en in dat geval zou klager zich ook houden aan te maken afspraken. Door deel te nemen aan een p.p. kan
hij deelnemen aan het arbeidsproces, wat de resocialisatie ten goede komt. Ook kan klager dan leren samen met zijn partner en zoon een gezin te vormen. Verder kan hij dan ook in de weekeinden zijn moeder bezoeken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef tussen 24 juni 2010 en 20 augustus 2010 in een z.b.b.i. en had uitzicht op plaatsing in een p.p. met e.t. Op 20 augustus 2010 kreeg klager verslag aangezegd naar aanleiding van een melding van de politie, inhoudend dat klager, op een
moment dat hij bij zijn werkgever diende te zijn, was aangetroffen in een auto. Bij de afhandeling van het verslag diende klager zijn legitimatiebewijs te halen, bij gelegenheid waarvan hij uit de inrichting is ontvlucht. Klagers ex-partner was kort
daarvoor overleden en hij maakte zich zorgen over zijn zoon. Later is gebleken dat klagers ex-schoonbroer in de auto zat die was aangehouden en dat deze zich als klager had uitgegeven tegenover de politie. Klager was ten tijde van dat voorval bij zijn
werkgever aan het werk. Klager heeft aangegeven dat hij is weggelopen omdat terugplaatsing naar een gesloten inrichting dreigde en omdat hij bang was niet voor zijn zoon te kunnen zorgen. De onttrekking en de rapportage van de reclassering, die aangaf
dat er geen mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding waren bij klager en dus de recidivekans vergroot was, waren aanleiding om onvoldoende vertrouwen te hebben in een goed doorlopen van een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager zich
gedurende een aantal maanden heeft onttrokken aan zijn detentie. Die omstandigheid maakt de vrees van de selectiefunctionaris voor het niet goed doorlopen van een p.p., ondanks positieve adviezen van de directeur en de Reclassering Nederland, voldoende
aannemelijk. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven