Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2585/GV, 8 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2585/GV

betreft: [klager] datum: 8 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G.J. Plat, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 augustus 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing is enkel gemotiveerd door te stellen dat klager in mei 2011 is aangeschreven over de wijze waarop hij zijn vrijheidsstraf zou kunnen ondergaan, waardoor klager het een en ander had kunnen regelen. De selectiefunctionaris merkt op dat
klager
niet gereageerd heeft op de brief van mei 2011. Klager heeft niet gereageerd en geen maatregelen kunnen treffen, omdat hij voornoemde brief nimmer heeft ontvangen. Klager had blijkbaar een keuze over de wijze van executie. Het feit dat klager de brief
niet ontvangen had en hij geen gebruik heeft kunnen maken van de keuzevrijheid, maakt niet dat het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van klager bij strafonderbreking. Voor het persoonlijk belang wordt inhoudelijk verwezen
naar het verzoek om elektronische detentie. Het persoonlijk belang gaat steeds zwaarder wegen nu de hechtenis langer duurt. Daarbij kampt klagers vrouw met een depressie, waardoor de situatie voor haar om de onderneming draaiende te houden steeds
nijpender wordt. Er heeft nog geen goede overdracht van zaken kunnen plaatsvinden aan klagers vrouw of aan een nog aan te nemen invaller. Het voortbestaan van klagers onderneming en van hemzelf staan op het spel.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 17 mei 2011 heeft het CJIB klager schriftelijk in kennisgesteld van een nog niet geëxecuteerde vrijheidsstraf. In die brief is vermeld welke mogelijkheden er bestaan en welke gevolgen het heeft wanneer niet gereageerd wordt op de aankondiging. De
brief is juist geadresseerd en niet retour ontvangen door de afzender. Het is aannemelijk dat de brief ook is bezorgd. De wijze waarop de tenuitvoerlegging van de straf kan plaatsvinden is door als zelfmelder te worden opgeroepen of indien niet
gereageerd wordt, door arrestatie. Elektronische detentie is geen mogelijkheid. Klager verblijft sinds 3 juli 2011 in detentie. Hij heeft de mogelijkheid om zaken vanuit zijn de detentiesituatie te regelen en/of te ondersteunen. Met zijn zakenpartner
heeft hij structureel contact en hij kan een verzoek doen om in aanmerking te komen voor zakenbezoek. Hiervan is hij ook op de hoogte gebracht.

Op klagers verzoek is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd. Daarbij is opgemerkt dat er binnen de detentiesituatie ook mogelijkheden zijn om zaken over te dragen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 115 dagen met aftrek, wegens diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 oktober 2011.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. In artikel 38 van de Regeling wordt een nadere uitwerking gegeven in die zin dat strafonderbreking eenmalig kan worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De beroepscommissie acht onvoldoende
aannemelijk geworden dat in deze sprake is van dergelijke dringende omstandigheden. Daarbij zijn er ook in de detentiesituatie mogelijkheden om het een en ander te regelen. Gelet op het vooroverwogene moet worden geoordeeld dat de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven