nummer: 11/1034/GA
betreft: [klager] datum: 7 september 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,
gericht tegen een uitspraak van 1 april 2011 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager, zijn raadsman mr. A.S. van der Biezen en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 27 juli 2011, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de duur van de oplegging van toezichtmaatregelen op grond van klagers vermelding op de Lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (lijst GVM).
De beklagcommissie heeft het beklag gedeeltelijk gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft de beslissing met betrekking tot de duur van de opgelegde maatregel met ingang van 8 april 2011 vernietigd en
bepaald
dat de uitspraak op grond van artikel 68, vijfde lid, van de Pbw buiten werking blijft totdat deze onherroepelijk is geworden.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De p.i. Leeuwarden heeft beveiligingsniveau 3 en er zijn twee regimes met een hoger beveiligingsniveau: de extra beveiligde inrichting en de terroristenafdeling.
Over de belangenafweging oordeelt de beklagcommissie dat ‘de directeur voldoende heeft aangetoond dat hij de noodzakelijke maandelijkse afwegingen heeft gemaakt, gelet op de status van klager in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst’. De maatregel
van afluisteren van telefoongesprekken is ongegrond verklaard. Het oordeel van de beklagcommissie is innerlijk tegenstrijdig. Vanwege het ingrijpende karakter van de opgelegde maatregelen meent de beklagcommissie dat de rechtszekerheid en
zorgvuldigheid
eisen dat na ommekomst van een maand, voor zover noodzakelijk, telkens een nieuwe beslissing dient te worden genomen aan de hand van de op dat moment voorhanden zijnde informatie. Het oordeel dat ‘de behandeling van klager nauwelijks afwijkt van die
van gedetineerden die niet op deze lijst staan vermeld’ is daarmee niet te verenigen.
Uit de circulaire Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico van 13 oktober 2010, nr. 5645409/10, blijkt dat de besluitvorming over de plaatsing op de lijst GVM plaats vindt in het Operationeel Overleg (OO), in beginsel voor een half jaar.
De periodieke toetsing door het OO vindt als regel halfjaarlijks plaats. Maandelijks maakt de directeur een belangenafweging en stuurt deze naar het OO. Nu het OO de status bepaalt, in beginsel voor een half jaar, tussentijdse rapportage plaatsvindt en
de mogelijkheid bestaat tot tussentijdse aanpassing van de status, is het maandelijks opmaken van een beschikking overbodig.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Uit de stukken blijkt dat de status van klager op de GVM-lijst in maart 2011 is verlaagd van ‘Hoog’ naar ‘Verhoogd’. Op 3 maart 2011 zijn aan klager toezichtmaatregelen opgelegd voor de duur van zes maanden.
Uit de circulaire Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico van 13 oktober 2010, nr. 5645409/10, blijkt dat de besluitvorming over de plaatsing op de lijst GVM plaatsvindt in het Operationeel Overleg (OO), in beginsel voor een half jaar.
De beroepscommissie acht het opleggen van toezichtmaatregelen voor de duur van een half jaar derhalve niet onredelijk of onbillijk, mits maandelijks een belangenafweging omtrent de voortduring van de noodzaak van de opgelegde maatregelen plaatsvindt.
Gebleken is dat deze maandelijkse belangenafweging plaatsvindt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt nog op dat in eerdergenoemde circulaire wordt gesteld dat voor de plaatsing van gedetineerden met het profiel ‘Hoog’ negen inrichtingen met beveiligingsniveau 3 zijn aangewezen. De p.i. Leeuwarden is één van deze inrichtingen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 september 2011
secretaris voorzitter