Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1603/GB en 11/2522/GB, 15 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1603/GB en 11/2522/GB

Betreft: [klager] datum: 15 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M .G. Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de op 20 mei 2011 en 2 augustus 2011 genomen beslissingen van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissingen waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoeken tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 februari 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem. De fictieve einddatum van klagers detentie is gesteld op 24 juni 2012.

De standpunten
2.1. Namens klager zijn de beroepen als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft op 20 mei 2011 klagers verzoek afgewezen. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd vanwege de ernst van de strafbare feiten en de onrust die het in de maatschappij zal geven als klager vrijheden worden verleend.
De Reclassering heeft eveneens negatief geadviseerd, omdat klager in het kader van het traject Terugdringen Recidive (TR) eerst de COVA-training met goed gevolg dient af te ronden. Klager heeft inmiddels op 26 juli 2011 de COVA-training afgerond. Het
Openbaar Ministerie en de inrichting hebben echter negatief geadviseerd vanwege het risico op maatschappelijke onrust.
Klager is van mening dat niet deugdelijk is gemotiveerd dat zijn detentiefasering maatschappelijke onrust oplevert, temeer nu de Reclassering positief heeft geadviseerd ten aanzien van doorfasering. Het doel van de het programma TR is te voorkomen dat
gedetineerden recidiveren. Klager is derhalve van mening dat het positieve advies van TR zwaarder moet wegen dan de adviezen van het Openbaar Ministerie en de inrichting.
De raadsman verzoekt om vergoeding van de kosten van de behandeling van dit beroep. Klager wil graag door de beroepscommissie worden gehoord.

2.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzingen van genoemde verzoeken als volgt toegelicht.
Klager heeft op 27 juni 2011 beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal heeft bezwaar tegen plaatsing in een b.b.i. vanwege het risico van maatschappelijke onrust en gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van
strafbare feiten. Daarbij is aangegeven dat ondanks het feit dat klager de COVA-training heeft afgerond, het nog steeds om zeer ernstige strafbare feiten gaat. Confrontatie met de slachtoffers moet worden voorkomen. De inrichting heeft aangegeven dat
klagers houding en gedrag goed zijn. De Reclassering heeft positief geadviseerd nu klager de COVA-training heeft afgerond ondanks aanvankelijke weerstand. Klager is nu veel milder geworden. De inschatting van het recidiverisico is hoog gemiddeld
terwijl
er een laag/gemiddeld risico is gemeten op het zich onttrekken aan voorwaarden. De inrichting gaat mee met het negatieve advies van het Openbaar Ministerie, omdat klager in eerste aanleg veroordeeld is. De selectiefunctionaris heeft op 25 augustus 2011
aangegeven nog niet besloten te hebben tot plaatsing in een b.b.i., omdat de bij klager geconstateerde veranderingen zeer recent zijn en het negatieve advies van het Openbaar Ministerie zwaar weegt. Indien over drie maanden het positieve gedrag van
klager nog steeds aanwezig is kan de selectiefunctionaris zich een plaatsing in een b.b.i wel voorstellen.

3. De beoordeling
3.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

3.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

3.3. Klagers raadsman heeft aangegeven dat klager wenst te worden gehoord. Er zijn echter geen gronden aangevoerd waarom hij gehoord wil worden. Op basis van de in beroep overgelegde stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op
het beroep te beslissen en het verzoek van klager wordt afgewezen.

3.4. In januari 2011 heeft het Openbaar Ministerie negatief geadviseerd wegens het risico van maatschappelijke onrust en gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Klager heeft in juli 2011 de
COVA-training met succes afgerond en de trajectbegeleider heeft positief geadviseerd over verdere detentiefasering. Het Openbaar Ministerie heeft wederom negatief geadviseerd en aangegeven dat ondanks het feit dat klager de COVA-training heeft
afgerond, het nog steeds om zeer ernstige strafbare feiten gaat. Confrontatie met de slachtoffers moet worden voorkomen. Het arrest van het Hof te Arnhem is nog niet onherroepelijk, want klager heeft op 27 juni 2011 cassatie ingesteld. Nu klager nog
niet onherroepelijk is veroordeeld, gaat de inrichting mee met het negatieve advies van het Openbaar Ministerie.
De beslissingen van de selectiefunctionaris kunnen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Daarbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris op 25 augustus 2011 heeft gesteld dat indien het positieve gedrag van klager over drie maanden nog steeds aanwezig is plaatsing in een b.b.i kan worden overwogen.

Voor zover namens klager wordt verzocht om een vergoeding van de kosten van het beroep, geldt dat de Pbw een dergelijke voorziening niet kent. De beroepscommissie wijst dit verzoek af.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven