nummer: 11/1237/GA
betreft: [klager] datum: 29 augustus 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 april 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw voornoemd om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het insluiten van klager gedurende de tijd bestemd voor het nuttigen van de maaltijd.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat er geen sprake is van een gebouwelijke onmogelijkheid en dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die het insluiten van gedetineerden gedurende de middagmaaltijd rechtvaardigen. Bij beslissing van 18 oktober 2010 heeft de
Beklagcommissie van de P.I. Utrecht (locatie Nieuwegein, NM2010/765) met betrekking tot de gebouwelijke onmogelijkheid het volgende opgemerkt:
‘Er zijn immers voldoende ruimtes beschikbaar van pakweg 7 bij 10m, dit levert een ruimte op van 70m2 waarin gemakkelijk een grote tafel en een aantal stoelen kunnen worden geplaatst. Op deze manier kunnen de gedetineerden gezamenlijk hun maaltijd
nuttigen. Daar komt nog bij dat de Beklagcommissie in het verleden zelf heeft waargenomen dat er, bijvoorbeeld rond de feestdagen, op deze manier gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimtes.’
Gezien deze uitspraak stelt klager dat de beklagrechter onderhavige klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Wat betreft klager doet de beslissing van de RSJ daterend van 7 januari 2011, waarnaar de beklagrechter in de bestreden beslissing
verwijst, hieraan niet af. De beklagrechter heeft namelijk uit eigen waarneming geconstateerd dat dergelijke ruimtes beschikbaar zijn. Verzocht wordt de uitspraak te vernietigen en een compensatie vast te stellen voor de momenten dat klager ten
onrechte
is ingesloten in zijn cel.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Uitgangspunt van artikel 20 van de Pbw is dat in een regime van algehele gemeenschap de gedetineerden in gezamenlijkheid verblijven. Het tweede lid van dat artikel vermeldt als specifieke uitzondering op dit uitgangspunt de mogelijkheid gedetineerden
te
verplichten zich tijdens de maaltijden in hun verblijfsruimte op te houden. De memorie van toelichting bij dit artikel verwijst naar inrichtingen waar een regime van algehele gemeenschap bestaat, die zich in bouwkundig opzicht niet lenen voor het
gezamenlijk gebruiken van de maaltijd.
Tijdens de beklagprocedure heeft de directeur aangegeven dat er geen geschikte ruimte is voor het nuttigen van een gemeenschappelijke maaltijd. De beroepscommissie acht het dan ook, mede gelet op de uitspraak van 7 januari 2011, voldoende aannemelijk
dat het gezamenlijk nuttigen van de maaltijden stuit op bouwkundige belemmeringen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van C.J. ten Ham, secretaris, op 29 augustus 2011
secretaris voorzitter