Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1612/GB, 5 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1612/GB

Betreft: [klager] datum: 5 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 mei 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 22 november 2010 is het
programma
aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de PIA Roermond. Op 5 april 2011 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager, na plaatsing in afwachting van herselectie in het huis van bewaring (h.v.b.) te Roermond,
geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Maashegge te Roermond. Op 21 juni 2011 heeft de selectiefunctionaris klager andermaal geplaatst in een p.p. met elektronisch toezicht (e.t.).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het bezwaarschrift van klager tegen de beëindiging van klagers p.p. is ongegrond verklaard omdat klager de wettelijke termijn voor ziekteverzuim binnen het p.p. zou hebben overschreden. Klager persisteert allereerst bij hetgeen in het bezwaarschrift
naar voren is gebracht. De selectiefunctionaris heeft ten onrechte gesteld dat hij op basis van een wettelijke regeling gehouden zou zijn om het p.p. te beëindigen. Volgens klager is het aantal ziektedagen niet wettelijk vastgesteld. Klager kent de
huisregels van het p.p. van het Penitentiair Coördinatie- en Trainingscentrum (PCT) Breda, waarin is aangegeven dat een p.p. kan worden beëindigd indien er meer dan vijf ziektedagen zijn. Volgens klager ligt een afwijking van deze huisregels in de
rede,
nu deze huisregels zien op het basis-p.p. dat acht weken duurt, terwijl het p.p. van klager langer (maximaal twaalf maanden) zou duren. Nu de genoemde huisregels ruimte laten voor een belangenafweging, had in klagers geval, bij een juiste
belangenafweging, een voortzetting van het p.p. in de rede gelegen. Klager heeft zijn werkgever en zijn trajectbegeleider in kennis gesteld van zijn lichamelijke klachten. Aangegeven werd dat na 31 maart 2011 zou worden bezien of het verrichten van
lichtere werkzaamheden bij de werkgever tot de mogelijkheden zou behoren. Daaruit kan worden afgeleid dat het PCT Breda de ernst van de situatie heeft ingezien en mogelijkheden zag tot voortzetting van het p.p. Nu er geen gronden waren voor de
beëindiging van het p.p. , meent klager dat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk is. Klager verzoekt de beroepscommissie hem, nu de gevolgen van die beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, een financiële tegemoetkoming toe te
kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 5 april 2011 heeft de selectiefunctionaris beslist tot beëindiging van het p.p. en klager is bij die gelegenheid, als passant ter herselectie geplaatst in het h.v.b. te Roermond. Op 19 mei 2011 is het bezwaarschrift tegen die beslissing ongegrond
verklaard. Het tegen die ongegrondverklaring ingediende beroepschrift is door de selectiefunctionaris op 7 juni 2011 ontvangen. Op 20 juni 2011 heeft klager telefonisch aan de selectiefunctionaris laten weten het beroep te zullen intrekken indien hij
weer geplaatst zou worden in een p.p. met e.t. De selectiefunctionaris heeft dit gegeven op 6 juli 2011 gemeld aan de beroepscommissie. De selectiefunctionaris heeft klager op 21 juni 2011 andermaal geplaatst in een p.p. met e.t. de
selectiefunctionaris
is van mening dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Klager zou daarom niet moeten worden ontvangen in zijn beroep. Indien klager wel ontvankelijk zou worden geacht in het beroep is aangevoerd dat de namens klager genoemde huisregels van het
PCT Breda inderdaad ruimte laten voor een belangenafweging. In klagers geval is er sprake geweest van meerdere ziekmeldingen waardoor hij niet adequaat kon deelnemen aan het p.p. De selectiefunctionaris is van mening dat er sprake geweest van een
zorgvuldige selectiebeslissing en dat de door hem gebruikte afwegingsgronden konden leiden tot een beëindiging van het p.p.

4. De beoordeling
4.1. De beslissing op het bezwaarschrift dateert van 19 mei 2011. Nu niet duidelijk is kunnen worden op welke datum die beslissing aan klager is uitgereikt, is het beroepschrift tijdig ingediend. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn beroep.

4.2. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat klager het beroep wil intrekken als hij andermaal geplaatst zou worden in een p.p. De selectiefunctionaris verwijst daartoe naar een door hem met klager gevoerd telefoongesprek. Van de zijde van
klager is geen bericht van intrekking van het beroep ontvangen. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat klager het beroep heeft ingetrokken.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.4. De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing op het bezwaarschrift gegrond op een bepaling met betrekking tot – zo verstaat de beroepscommissie – de maximale ziekteduur voor deelnemers aan een p.p. De wet kent een dergelijke bepaling niet.
Weliswaar wordt bij de wijziging van de artikel 9 van de Pm (Besluit van 17 juli 2003, Stb. 2003, 313 nr. 6) gesproken over een periode van ziekmelding van korte duur (vier á vijf dagen), maar daarbij wordt gedoeld op de beoordeling of een deelnemer
zich al dan niet terecht ziek meldt. Indien er sprake is van een onterechte ziekmelding, is dat, na een waarschuwing, een grond voor de beëindiging van een p.p. Indien er sprake is van een terechte ziekmelding, behoeft, zo verstaat de beroepscommissie,
het p.p. niet te worden beëindigd.
In het geval van klager wordt niet bestreden dat klager zich op goede gronden ziek heeft gemeld. Gelet daarop was er geen aanleiding voor een beëindiging van het p.p. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal daarmee
volstaan nu klager geen belang (meer) heeft bij een vernietiging van de bestreden beslissing of een nieuwe beslissing.

4.5. De beroepscommissie acht, nu de bestreden beslissing is genomen op een grond die deze niet kan dragen en de gevolgen van die beslissing pas na bijna drie maanden ongedaan gemaakt zijn, termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 225,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een financiële tegemoetkoming toekomt en stelt de hoogte daarvan vast op € 225,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven