Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1300/TA, 19 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1300/TA

betreft: [klager] datum: 19 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 april 2011 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker, en [...], waarnemer voor [...], zorgmanager.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. schending van de geheimhoudingsplicht,
b. het niet tijdig ontvangen van inkomsten op de rekening-courant, en
c. verstrekking van medicatie die over de datum is.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klager heeft zijn behandelcoördinator een brief geschreven over wat hij van een medepatiënt had gehoord. Die medepatiënt heeft klager gezegd dat het personeel hem had gezegd dat men een brief van klager had ontvangen. Klager durft nu geen informatie
meer te geven.
b. Klager heeft zes maanden lang geen loon gekregen. Als hij daarover belde, kreeg hij steeds maar een deel van zijn inkomsten, ongeveer € 6,= à € 7,=. Dat is zeer frustrerend, omdat hij daardoor wekelijks geen boodschappen heeft kunnen doen en geld
van
medepatiënten heeft moeten lenen. Achteraf heeft hij al zijn geld gekregen, maar het is niet juist dat hij extra geld heeft gekregen. Klager is heel precies in ziekmeldingen.
c. In verband met bijwerkingen van Clozapine gebruikt klager Atropine. Hij doet lang met een flesje, omdat hij telkens maar een druppel gebruikt. Hij heeft de Atropine niet in eigen beheer, maar krijgt deze verstrekt van een sociotherapeut die
verpleegkundige is. Van haar hoorde hij dat hij de Atropine volgens de op het flesje genoemde datum niet meer mocht gebruiken. Klager wist van niets, maar had wel buikpijn en diarree. Het is niet juist dat de Atropine op dat moment een paar dagen over
de datum was. Hij heeft gevraagd het flesje als bewijs te bewaren, maar het flesje was al weggegooid. Klager is afhankelijk van de inrichting en mag er van uitgaan dat medicatieverstrekking zorgvuldig gebeurt. In dit geval is daar geen sprake van.
Klager heeft het gevoel dat de inrichting vanwege zijn kroeshaar strijd tegen hem voert. Hij begrijpt dat niet. Hij heeft gewoon een Nederlands paspoort.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klager en een lid van het behandelteam hebben een gesprek gehad over wat klager had gezien. Vervolgens heeft een gesprek met de medepatiënt plaatsgevonden. Daarbij is pertinent niet klagers naam als bron genoemd. Waarschijnlijk heeft de medepatiënt
zelf de conclusie getrokken dat klager naar het personeel was gegaan.
Klagers angst is gegrond in verband met eerdere aanvaringen met een medepatiënt. Het behandelteam probeert klager op dit punt gerust te stellen, maar dat lukt niet.
b. Wat niet goed is gegaan bij de uitbetaling van klagers loon, is achteraf hersteld. Daar het beklag ziet op de uitbetaling van inkomsten rond de feestdagen, is niet nagegaan of de aanvankelijk niet correcte uitbetaling een periode van zes maanden
beslaat. Uit de totaaltelling blijkt dat klager alle inkomsten uitbetaald heeft gekregen en dat hij zelfs meer heeft gekregen, wat niet is teruggevorderd. Klager heeft zich een paar keer niet ziek gemeld en heeft voor die keren geen loon uitbetaald
gekregen.
c. Na opening van het flesje was de Atropine een maand bruikbaar. De sociotherapeut heeft op een gegeven moment gezien dat het een paar dagen na die maand was en heeft het flesje weggegooid. Navraag bij de apotheek leerde dat gebruik van de Atropine na
de maand na opening geen gezondheidsklachten kan veroorzaken, maar dat wel de werking van de Atropine dan minder kan zijn.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep op onderdeel a is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Ook in beroep is niet aannemelijk geworden dat het personeel van de inrichting de
geheimhoudingsplicht ten opzichte van klager heeft geschonden.
Het beroep betreffende onderdeel a zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b van het beklag wordt als volgt overwogen.
Vast staat dat klager in ieder geval rond de feestdagen eind 2010 een aantal keren per week te weinig loon is uitbetaald en dat hij de ontbrekende bedragen achteraf alsnog uitbetaald heeft gekregen. Gelet op de geringe inkomsten die verpleegden in een
inrichting hebben, hebben zij er belang bij dat de inkomsten regelmatig en correct uitbetaald worden, mede met het oog op het kunnen doen van hun wekelijkse boodschappen. Nu dit in klagers geval een aantal keren niet zorgvuldig is verlopen, zal de
beroepscommissie dit klachtonderdeel alsnog gegrond verklaren.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen. Zij acht de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel als voldoende genoegdoening voor klager.

Met betrekking tot onderdeel c van het beklag wordt het volgende overwogen.
Krachtens artikel 41 Bvt heeft een verpleegde recht op adequate medische verzorging.
Artikel 41, vierde lid, onder a, Bvt bepaalt dat het hoofd van de inrichting zorgdraagt voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts voorgeschreven medicijnen. Deze bepalingen in samenhang en onderling verband bezien, dient
medicatieverstrekking aan verpleegden te allen tijde zorgvuldig te geschieden.
Vast staat dat door een sociotherapeut aan klager dagelijks Atropine is verstrekt en dat op een gegeven moment door de sociotherapeut is ontdekt dat de Atropine niet meer gebruikt mocht worden. Hoewel navraag bij de apotheek leerde dat het gebruik van
Atropine op dat moment niet schadelijk is voor de gezondheid, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de medicatieverstrekking aan klager na het verstrijken van de gebruiksdatum onzorgvuldig is geweest. Daarmee is sprake van het niet betrachten
van
de zorgplicht, waardoor klagers recht op adequate medische verzorging is geschonden.
De beroepscommissie zal daarom dit klachtonderdeel alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van klachtonderdeel a ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart de beklagonderdelen b en c alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven