Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0953/GA, 18 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/953/GA

betreft: [klager] datum: 18 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.W.G. Verschuren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw mr. Y.W.G. Verschuren en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam
Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het vernielen van het celraam en het buiten dat raam plaatsen van een spuit en een injectienaald:
b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het roken op de afdeling;
c. de oplegging van een verplichting tot schadevergoeding ten bedrage van € 100,= in verband met de vernieling van het celraam.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk nader toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of het beklag tijdig was ingediend. De raadsvrouw heeft gesteld dat klager de Nederlandse taal onvoldoende machtig is en om die reden niet op de hoogte was van de termijn waarbinnen een klaagschrift had moeten worden ingediend.
Klagers raadsvrouw heeft op 23 juli 2011 van de opgelegde disciplinaire straffen gehoord en vervolgens op 2 maart 2011 beklag ingesteld door een klaagschrift per fax aan de beklagcommissie te zenden en daarnaast op die datum dat klaagschrift per post
aan de beklagcommissie te zenden.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan het beroep niet slagen. Bij gebreke aan een nader feitelijke onderbouwing wordt onvoldoende aannemelijk geacht dat klager niet op de hoogte zou zijn van de mogelijkheid om binnen zeven dagen na het uitreiken
van de bestreden beslissing beklag in te dienen. Voorts geldt dat de raadsvrouw op 23 februari 2011 wist van de oplegging van de bestreden beslissingen en vervolgens heeft gewacht tot 2 maart 2011. Zo de raadsvrouw er vanuit is gegaan dat haar een
eigen
termijn toekomt waarbinnen het klaagschrift kon worden ingediend, dan is die veronderstelling van de raadsvrouw is onjuist. Volgens vaste rechtspraak heeft de rechtsbijstandverlener geen eigen beroepstermijn, doch dient deze aan te sluiten bij de
termijn van de klager. Door te wachten tot 2 maart 2011, is het klaagschrift buiten de wettelijk daaraan verbonden termijn ingediend. Andere feiten of omstandigheden die tot een rechtvaardiging van de overschrijding van die termijn zouden kunnen
leiden,
zijn niet aannemelijk geworden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagrechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven