Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3818/TB - eindbeslissing, 2 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3818/TB - eindbeslissing

betreft: [klager] datum: 2 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 16 december 2010 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op 28 maart 2011 heeft de beroepscommissie in een tussenbeslissing de beslissing op het beroep aangehouden in afwachting van nadere informatie van de Pompestichting. Op 16 juni 2011 ontving de beroepscommissie nadere informatie van de clustermanager
van
de Pompestichting, [...], d.d. 15 juni 2011 met enkele bijlagen. Op 27 mei en 27 juni 2011 ontving de beroepscommissie via de raadsman van klager een nadere toelichting met bijlagen alsmede een verklaring van de humanistisch raadsvrouw d.d. 23 juni
2011. Klager heeft op 18 juni 2011 nog een nadere toelichting toegezonden.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het lid van de beroepscommissie mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn en beslist mee aan de hand van de stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 9 februari 1996 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege een delict dat na onttrekking
aan zijn toenmalige tbs-behandeling is gepleegd. Klagers huidige tbs is op 24 mei 2000 aangevangen door opname in de Pompestichting. Deze inrichting heeft klager op 9 juli 2002 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling, waarna klager is
geplaatst
op de longstayafdelingen van respectievelijk de Pompestichting (het Kempehuis) en Veldzicht. Op 18 januari 2006 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.
Klager heeft verzocht om opheffing van de longstaystatus. Dit verzoek is door de Staatssecretaris afgewezen bij beslissing van 23 november 2009. Het daartegen ingediende beroep is bij uitspraak van de beroepscommissie van 20 mei 2010
(09/3312/TB) ongegrond verklaard.
De Pompestichting heeft op 23 maart 2010 geadviseerd klagers tbs met twee jaar te verlengen. Bij hun rapporten van 7 juni 2010 en 14 juni 2010 hebben psychiater [...] respectievelijk psycholoog [...] geadviseerd klagers tbs met twee jaar te verlengen.
Psychiater [...] heeft daarbij de Pompestichting geadviseerd om met klager te onderhandelen over het opzetten van een stappenplan voor controle en begeleiding en, als dit een opening zou vormen, de longstaystatus te beëindigen en klager naar een
behandelinrichting over te plaatsen. Psycholoog [...] heeft geadviseerd de longstaystatus op te heffen en door middel van een proefplaatsing in een behandelinrichting een nieuwe behandelpoging te ondernemen.
Op 8 oktober 2010 heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) op grond van dossieronderzoek geconcludeerd dat de op verandering gerichte prognose ongunstig is, maar dat de recente verandering bij klager wellicht tot een hernieuwde
behandelpoging
kan leiden. De LAP acht echter, gezien het hoge recidiverisico, de tijd niet rijp om de longstaystatus van klager op te heffen; na een half jaar kan worden bezien of deze status kan worden opgeheven als de inrichting dat als een serieuze optie
beschouwt.
Vervolgens is klager op 3 december 2010 gehoord over de voorgenomen beslissing tot voortzetting van zijn verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 16 december 2010 beslist klagers verblijf in die voorziening
voort te zetten. Deze beslissing is op 21 december 2010 aan klager uitgereikt.

3. De standpunten
Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het beroep toegelicht zoals weergegeven in de tussenbeslissing van de beroepscommissie van 28 maart 2011. Voorts heeft klager het volgende naar voren gebracht. De brief van 3 maart 2011 van de
Pompestichting is van een geheel andere toon dan de brief van 15 juni 2011. In het gespreksverslag staat aangegeven dat de inrichting bereid is mee te werken aan een overplaatsing. Later wordt hier weer een nuancering in aangebracht. Op de
verlengingszitting werd door de [clustermanager Pompestichting] medegedeeld dat de inrichting toewerkt naar een nieuwe behandeling. Vanaf het begin zijn alleen de negatieve aspecten belicht. Er is geen sprake van een objectieve beoordeling. Enkele
fouten in de rapportages zouden gecorrigeerd worden, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Klager heeft op zijn initiatief vele gesprekken gevoerd met de behandelaars van de inrichting. Zolang de inrichting geen openheid betracht, rest klager niets
anders dan achterover leunen. Klager heeft niets verkeerd gedaan in de Pompestichting. Hij wil na 120 maanden longstay een kans. Hij ziet een behandeling als de laatste ronde, zijn laatste kans.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het standpunt ingenomen zoals weergegeven in de tussenbeslissing van 28 maart 2011. Voorts is het volgende naar voren gebracht. De overwegingen om het verzoek om terugplaatsing van de longstayafdeling
naar
een gewone behandelafdeling af te wijzen zijn duidelijk. De rapportage van de Pompestichting van 15 juni 2011 is daaromtrent helder. Er zijn geen significante gedragsveranderingen. De behandelmogelijkheden zijn te gering, mede door het onbreken van
voldoende openheid van de zijde van klager.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 18 januari 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een
periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

In de tussenbeslissing van de beroepscommissie van 28 maart 2011 heeft de beroepscommissie verwezen naar de in de beschikbare rapportages opgenomen bevindingen en conclusies en de Pompestichting te Vught verzocht om haar visie ten aanzien van het
opstarten van een tweede behandelpoging in de longstayvoorziening zelf dan wel op een behandelafdeling van een andere tbs-inrichting, alsmede over de laatste stand van zaken inzake het behandelcontact met klager binnen de longstayvoorziening.

In de brief van 15 juni 2011 van de clustermanager, [...], van de Pompestichting komt naar voren dat de samenwerking tussen klager en het behandelteam niet van de grond komt en de behandelmogelijkheden te gering lijken te zijn. Er is geen
overeenstemming over de te behalen doelen in het behandelplan en de contacten blijven voornamelijk instrumenteel van aard en kennen op een enkele uitzondering na weinig diepgang. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris
in
redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er onvoldoende redenen klager over te plaatsen naar een behandelinrichting voor het opstarten van een behandelpoging.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven