Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1049/GA, 17 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1049/GA

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

gericht tegen een uitspraak van 31 maart 2011 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover het beklag gegrond is verklaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 2011, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door [...], kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. K.G.L. Bovens. De directeur heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de hoogte van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie voor de duur van 14 dagen, waarvan
5 dagen als tenuitvoerlegging van een eerder op 3 februari 2011 voorwaardelijk opgelegde straf, ingaande 23 februari 2011 vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole en klager voortgaande drugsgebruik.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft de tenuitvoerlegging van 5 dagen straf, een tegemoetkoming van € 37,50 toegekende en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt, zakelijk weergegeven, schriftelijk toegelicht.
De directeur meent dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke disciplinaire straf een rechtsgevolg is van het opleggen van de voorwaardelijke straf op 3 februari 2011. Nu uit de urinecontrole van 18 februari 2011 blijkt dat klager binnen de
proefperiode opnieuw drugs heeft gebruikt, is de voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd. Klager heeft zijn klacht tegen de voorwaardelijke straf niet tijdig, binnen 7 dagen na de schriftelijke mededeling van
4 februari 2011, ingediend en de beroepscommissie wordt dan ook verzocht klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag te verklaren. Mocht de beroepscommissie de klacht toch inhoudelijk beoordelen dan geldt het volgende.
Op 29 januari 2011 is een urinecontrole afgenomen. Wegens een vermoeden van fraude is op 30 januari 2011 nog een extra urinecontrole afgenomen. Beide uitslagen waren positief, het vermoeden van fraude bij de urinecontrole van 29 januari 2011 bleek niet
terecht.
Beide uitslagen zijn wel meegenomen bij het bepalen van de straf. De uitslagen duidden op hergebruik en klager heeft het drugsgebruik beide keren toegegeven. Om klager te stimuleren te stoppen met drugs is de straf van 5 dagen eigen cel voorwaardelijk
opgelegd. Op 18 februari 2011 is opnieuw een urinecontrole afgenomen die wederom een positieve score liet zien. Omdat dit de vierde keer in korte tijd was dat klager een positieve urinecontrole had, heeft hij een straf van 9 dagen afzondering op eigen
cel gekregen. Tevens is de voorwaardelijke straf van 5 dagen ten uitvoer gelegd, omdat de proeftijd van
3 maanden nog niet was verstreken. Met verwijzing naar het drugsontmoedigingsbeleid is de straf volgens de directeur niet in strijd met wet- en regelgeving, is deze conform het disciplinaire beleid opgelegd en niet onredelijk of onbillijk te noemen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de 9 dagen straf die hij opgelegd heeft gekregen. Volgens de tabel van het disciplinaire beleid wordt de straf per rapport met 2 dagen verhoogd. De directeur heeft begin februari 2011 eigenlijk 2 beslissingen genomen en dat
is onredelijk. Dan is het niet de vierde keer dat klager een positieve urinecontrole had, maar de derde en dan had hij maar 7 dag straf moeten krijgen. Klager is het er ook niet mee eens dat de 5 dagen voorwaardelijke straf hierbij zijn geteld. De
straf
van in totaal 14 dagen is gelet op de uitslagen onredelijk. Ze moesten klager gewoon hebben in de inrichting, gevoelsmatig is de straf onredelijk.

3. De beoordeling
Klager heeft zich op 24 februari 2011 beklaagd over de hem op 23 februari 2011 opgelegde straf. Een beslissing tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is een beklagwaardige beslissing van de directeur als bedoeld in
artikel 60 van de Pbw en klager is dan ook terecht ontvangen in zijn beklag.

In beroep is uitsluitend aan de orde de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Klager heeft op 3 februari 2011 een disciplinaire straf opgelegd gekregen van 12 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie waarvan 5 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 maanden in verband met
drugsgebruik.
Klager heeft het drugsgebruik toegegeven en geen beklag ingediend tegen deze straf, waardoor deze onherroepelijk is geworden.

Klager heeft op 18 februari 2011 wederom positief gescoord bij een urinecontrole. De beroepscommissie is van oordeel dat de naar aanleiding van deze positieve score op
23 februari 2011 opgelegde straf, alsmede de beslissing om de eerder voorwaardelijk opgelegde 5 dagen straf ten uitvoer te leggen nu de positieve score valt binnen de proeftijd van 3 maanden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet
als
onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Anders dan klager heeft gesteld, raken de door hem aangehaalde richtlijnen voor de bestraffing van drugsgebruik niet aan de vraag of een voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer mag worden gelegd. Het
beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd voor zover daartegen beroep is ingesteld en het beklag zal in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.M. van Kalmthout en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven