Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2120/GV, 15 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2120/GV

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.J.H. Coumans, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 29 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsman, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Als gevolg van de detentie heeft klaagster geen eigen adres meer, zodat zij voor het verlofverzoek is aangewezen op haar zoon en dus zijn adres moet opgeven. De omstandigheid dat op het opgegeven adres vele antecedenten op het gebied van drugs en
geweld
zijn, is voor klaagster en haar zoon onbekend. Uit de afwijzende beslissing is niet duidelijk of dit het specifieke adres betreft of de buurt. Daarnaast ontbreekt iedere concretisering van de antecedenten waarnaar wordt verwezen. De afwijzende
beslissing is daarom onvoldoende en ondeugdelijk gemotiveerd. Verzocht wordt inzicht te geven in de antecedenten en de directe betrokkenheid van het verlofadres met klaagsters zoon. Immers, antecedenten ten aanzien van het verlofadres houden niet
automatisch in dat er een verband is met klaagsters zoon. Bij gebrek van een verband, kan het verlof ongestoord verlopen. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie is op geen enkele wijze onderbouwd. Voorts is klaagsters goed functioneren in
detentie niet betrokken in de besluitvorming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het advies van de inrichting staat vermeld dat klaagster in het bijzijn van personeel netjes en beleefd is, terwijl ze op de achtergrond medegedetineerden intimideert en de boeman uithangt. Rekeninghoudend met de overige adviezen, is het
verlofverzoek afgewezen. Dat klaagster geen eigen woning heeft en daarom genoodzaakt is het adres van haar zoon te moeten opgeven is niet juist. Als klaagster een adres van een vriendin, kennis of ander familielid opgeeft, waarvan de politie aangeeft
dat het een aanvaardbaar adres is, kan met het stellen van voorwaarden een positieve beslissing genomen worden.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft vermeld dat, nu sprake is van een ernstig feit, verlofverlening aan de orde kan zijn in september 2011.
De politie heeft vermeld dat op 26 mei 2011 een huisbezoek heeft plaatsgevonden op het verlofadres. De zoon heeft meerdere antecedenten (Opiumwet) en in 2010 zijn er diverse meldingen geweest wegens huiselijk geweld tussen de zoon en diens ex-vrouw.
Het
betreft een kleine tweekamerwoning, waarvan de enige slaapkamer grotendeels volstaat met huisraad van de ex-vrouw. In de wijk is sprake van drugsproblematiek. De politie adviseert negatief.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van twee en een half jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal met geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 november 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klaagsters eerste verlofaanvraag. Zij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt verlof geweigerd indien er sprake is van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Uit het dossier blijkt dat op 1 maart 2011 aan de officier
van
justitie is gevraagd te adviseren in het kader van detentiefasering. Bij dit verzoek is een verlofadres in Amsterdam Zuid-Oost opgegeven. In het onderhavig verzoek is het verlofadres in Hoofddorp opgegeven. De politie Kennemerland heeft gemotiveerd
negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege het opgegeven verlofadres. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een sterke contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, mede gezien de overige gegeven
adviezen, een afwijzing van klaagsters verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. J.M.M. van Woensel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven