Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1721/GM, 10 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1721/GM

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 mei 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie heeft voorts kennisgenomen van de inlichtingen van de medisch adviseur

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 januari 2011, betreft het niet juist behandelen van vlekken in het gezicht van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft sinds hij in detentie verblijft vlekken in zijn gezicht. Van de inrichtingsarts kreeg hij daarvoor een zalf voorgeschreven. Deze zalf heeft hij drie weken gebruikt. Vervolgens is hij met dat gebruik gestopt omdat de vlekken alleen maar
erger werden. Klager kreeg daarop een andere zalf voorgeschreven van een dermatoloog. Ook die zalf hielp niet. De klachten verergerden. Toen klager vervolgens in gesprek ging met het hoofd van de medische dienst, kreeg hij te horen dat hij niet
geholpen
kon worden bij zijn klachten. Klager is van mening dat de medische dienst zijn klachten goed had moeten behandelen omdat hij een en ander tijdens detentie heeft opgelopen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Op 23 februari 2011 heeft het hoofd van de medische dienst van het detentiecentrum een gesprek gehad met klager. Daarbij kwam ter sprake dat hij geen behandeling kreeg voor de vlekken in zijn gezicht. Klager is evenwel diverse malen gezien door de arts
en de verpleegkundige. Naar aanleiding daarvan is hij verwezen naar een dermatoloog. Diens conclusie was dat er sprake was van post inflammatoire verkleuringen dan wel melasma. Hiervoor bestaan geen therapeutische opties. Klager is vervolgens op eigen
initiatief gestopt met de voorgeschreven crème.

3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat klager tijdens detentie last kreeg van vlekken in zijn gezicht en dat hem daarvoor door de inrichtingsarts een crème is voorgeschreven. Klager is later verwezen naar een dermatoloog, die als diagnose stelde dat bij klager
sprake was van post inflammatoire verkleuringen dan wel van melasma, waarvoor geen therapeutische opties bestaan. Voorts wordt uit het medisch dossier van klager, alsook uit zijn beroepschrift, voldoende aannemelijk dat aan klager tot twee keer crèmes
zijn voorgeschreven en dat klager op eigen initiatief is gestopt met het gebruik daarvan. Uit het medisch dossier van klager komt voorts naar voren dat klager in de periode van 18 oktober 2010 tot 7 januari 2011 een aantal malen is gezien door de
inrichtingsarts dan wel een verpleegkundige voor (onder meer) de vlekken in zijn gezicht. Een en ander in samenhang en onderling verband bezien, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt
als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. M.R. van Brederode – Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven