Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2345/GB, 28 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2345/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juli 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is op 21 juli 2008 door de Kantonrechter te Dordrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen. Deze veroordeling is op 2 april 2011 onherroepelijk geworden. Op 29 mei 2011 heeft klager een schriftelijke verklaring ondertekend, waarbij
hij te kennen heeft gegeven gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden voor het ondergaan van de hem opgelegde vrijheidstraf. Bij brief van 21 juni 2011 is klager opgeroepen zich op 27 juli 2011 te melden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht.
Er is niet ingegaan op de stelling dat vervanging van klager op zijn werk op korte termijn niet haalbaar is. De beslissing op bezwaar is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd. Voorts is het besluit onzorgvuldig genomen en gebaseerd op een onjuiste
vaststelling van feiten. De redenering dat onverlet het gratieverzoek het CJIB gevraagd zou hebben klager op te roepen is onjuist. Het gratieverzoek is immers ingediend na de oproep.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht.
Wel degelijk is gemotiveerd aangegeven dat de stelling dat vervanging van klager op zijn werk op korte termijn niet haalbaar is, geen aanleiding vormt om uitstel te verlenen. Ook het ingediende gratieverzoek vormt geen aanleiding uitstel te verlenen.
Het is namelijk niet gebleken dat het gratieverzoek de detentie opschort. Het CJIB heeft de selectiefunctionaris verzocht klager op te roepen om zijn detentie te ondergaan. Dat het gratieverzoek is ingediend na deze oproep, leidt niet tot een ander
standpunt. Immers heeft de selectiefunctionaris geen bericht van het CJIB ontvangen dat het gratieverzoek de detentie zal opschorten en dat de oproep dient te worden ingetrokken.
De Dienst Justis beoordeelt of een gratieverzoek de tenuitvoerlegging van een straf opschort. Hierover krijgt klager dan schriftelijk bericht. De selectiefunctionaris kan niet op de beoordeling van de Dienst Justis vooruitlopen.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het onwaarschijnlijk is dat bericht zal worden dat het gratieverzoek opschortende werking heeft, reeds omdat klager het gratieverzoek heeft ingediend nadat de tenuitvoerlegging van de detentie reeds is aangevangen.
Bij
zelfmelders vangt de detentie immers aan op de datum van de verzending van de oproep. Dit volgt uit artikel 1, eerste lid, juncto artikel 2, aanhef en onder a 1°, van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen van 23 augustus 2005.

4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is allereerst in aanmerking genomen dat belangen van derden, zoals de werkgever, in beginsel geen reden vormen voor uitstel van het ondergaan van de opgelegde vrijheidstraf. Verder is van belang dat bovendien onvoldoende aannemelijk is geworden
dat het gegeven dat klager op korte termijn een detentie van 28 dagen dient te ondergaan, op de werkplek op geen enkele wijze kan worden opgevangen en dat het probleem met betrekking tot zijn vervanging voor klager rechtspositionele gevolgen zou
hebben.
Tot slot oordeelt de beroepscommissie dat de stelling van de selectiefunctionaris dat het gratieverzoek in dit geval geen opschortende werking heeft, juist is en dat daarin geen grond voor gegrondverklaring van het beroep gelegen kan zijn.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 28 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven