Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0701/GA, 6 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/701/GA

betreft: [klager] datum: 6 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 maart 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Oosterhoek te Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Kral, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Grave [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het niet kunnen produceren van urine binnen de gestelde tijd van vier uur.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 12 januari 2011 in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen vanuit Noorwegen geplaatst in de p.i. Grave. Klager is gezegd dat hij voor een urinecontrole (uc) niet te veel water mocht drinken. Klager heeft dit
letterlijk opgevat en bijna niets gedronken. Klager was bang dat de eerste urinecontrole (uc) niet goed zou gaan en is misschien te voorzichtig geweest. Klager heeft vervolgens gevraagd om een bloedproef af te nemen. De latere uc’s waren allemaal
negatief.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betrof hier een inkomsten-urinecontrole op 17 januari 2010. Aan klager is verteld dat hij niet teveel water moest drinken. Klager is voor een periode van vier uur in de observatiecel geplaatst en de meeste gedetineerden kunnen in die periode urine
produceren. Het is regel om in de periode van vier uur geen water aan de betreffende gedetineerde te verstrekken. Klagers verhaal kan best kloppen en achteraf was het misschien beter geweest klager een bekertje water te geven.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager bij een urinecontrole op 17 januari 2011 geen urine kon produceren. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de regeling Urinecontrole Penitentiaire Inrichtingen, nr. 726428/98/DJI, Stcrt. 128, (hierna de Regeling), wordt
de gedetineerde, die niet direct tot afgifte van de urine in staat is, gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld onder direct visueel toezicht urine af te staan. Het niet binnen die vier uur afstaan van urine wordt op grond
van
het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de Regeling gelijk gesteld met een weigering om medewerking te verlenen aan de urine controle.
In sommige inrichtingen is het gebruikelijk dat de gedetineerde gedurende de periode van vier uur de mogelijkheid krijgt om wat water te drinken.
Wanneer in aanmerking wordt genomen dat het de eerste urinecontrole van klager was, dat aannemelijk is dat klager weinig heeft gedronken in verband met een mededeling van het personeel en niet in de gelegenheid is gesteld enig water te drinken in de
periode van vier uur, is het in het onderhavige geval onredelijk en onbillijk om het niet produceren van urine gelijk te stellen met een weigering mee te werken aan een urinecontrole. Het beroep zal gegrond worden verklaard en aan klager zal een
tegemoetkoming worden toegekend van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven