nummer: 11/742/GM
betreft: [klager] datum: 28 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Tafelbergweg te Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 februari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. De raadsvrouw van klager, mr. A.A. Bloemberg, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en verzocht om
aanhouding van de behandeling van het beroep. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Tafelbergweg is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
De raadsvrouw van klager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verslag van de zitting van 20 mei 2011. Op 30 mei 2011 is een reactie ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 november 2010, betreft het gedurende drie maanden voorschrijven van diclofenac 150 mg.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Aan klager is gedurende ruim drie maanden diclofenac 150 mg voorgeschreven, terwijl deze pijnstiller maximaal vijf dagen ingenomen mag worden. De pijnstiller is tot 8 november 2010 verstrekt in
verband met pijn in de voet. Ook kreeg klager omeprazol voorgeschreven. De medische dienst heeft geschrokken gereageerd op het feit dat klager drieëneenhalve maand diclofenac heeft gebruikt. Nadat klager is gestopt met de inname van diclofenac heeft
hij
veel hinder ondervonden, zoals een wisselend warm en koud gevoel. Ook moest klager veel zweten. Klager vermoedt dat dit wordt veroorzaakt door de diclofenac. Klager heeft geen verslavingsverleden. Het ziekenhuis heeft in oktober 2010 geadviseerd klager
nog sterkere pijnstillers voor te schrijven.
Blijkens het medisch dossier is de pijnstiller van 5 augustus tot en met 25 augustus 2010 voorgeschreven. Deze registratie is onnauwkeurig en onvolledig. Door de medische dienst wordt erkend dat klager de pijnstiller langer voorgeschreven heeft
gekregen. Achteraf wordt gesteld dat continuering vanaf 25 augustus 2010 medisch passend was. Dit is enkel gebaseerd op een advies van het ziekenhuis van 27 oktober 2010. Dit advies van twee maanden later kan niet de conclusie dragen dat het twee
maanden daarvoor nodig was de medicatie te continueren. Klager meent dat in strijd is gehandeld met artikel 28, tweede lid, onder a en b van de Pm.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Het langer slikken dan vijf dagen van diclofenac is medisch gezien geen probleem. De medicatie is voorgeschreven van 5 tot en met 25 augustus 2010. De communicatie en registratie van het
continueren van de medicatie na 25 augustus 2010 is onvolledig. Het continueren van de medicatie na 25 augustus 2010 is medisch passend gezien het advies van het ziekenhuis op 27 oktober 2010 om de pijnstilling op te hogen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsvrouw de behandeling aan te houden af. De raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verslag van de
zitting van 20 mei 2011.
Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager van 5 tot 25 augustus 2010 diclofenac is voorgeschreven. Klager stelt echter dat hij ook na 25 augustus 2010 diclofenac is verstrekt. Dit wordt bevestigd door het feit dat aan klager tot 17 november
2010 een maagbeschermer (omeprazol) is voorgeschreven. Gelet hierop gaat de beroepscommissie er vanuit dat aan klager ook na 25 augustus 2010 diclofenac is verstrekt.
De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager kennelijk in onzekerheid is gebracht door de schrikreactie van de verpleegkundige van de medische dienst. Dit is te betreuren, maar na bestudering van het medisch dossier is de beroepscommissie van
oordeel dat behoudens de onvolledige registratie er geen sprake is van medisch onzorgvuldig handelen door de medische dienst, doordat aan klager ook na 25 augustus 2010 diclofenac is voorgeschreven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011
secretaris voorzitter