nummer: 11/709/GM
betreft: [klager] datum: 28 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 maart 2011 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. De tandarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 8 januari 2011, betreft het vervaardigen van een gedeeltelijke gebitsprothese waarbij enkele gebitselementen waren beschadigd en die door iemand anders zijn
gebruikt.
2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft – zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Klager heeft veel pijn gehad na het trekken van zijn tanden en kiezen en het plaatsen van protheses. Vanwege de ontstekingen heeft klager zijn prothese uitgedaan. De tandarts heeft de
prothese bijgewerkt, waarna deze niet meer in het tandvlees drukte. Klager meent dat de gebruikte gebitselementen voor de aanpassing van klagers prothese van iemand anders zijn. Op de betreffende elementen werd na ruim een week rook- en koffieaanslag
zichtbaar. Dit komt door beschadigingen aan deze elementen. De aanslag is niet te verwijderen en is erger dan de aanslag op de al bestaande tanden. Klager vindt dit onacceptabel. Klager meent dat de beschadigingen niet kunnen zijn ontstaan tijdens het
slijpen van de tanden en het plaatsen daarvan. Het is verder onmogelijk dat klager de beschadigingen zelf heeft veroorzaakt. Klager voelt zich niet serieus genomen. Wat betreft de behandeling door de inrichtingstandarts heeft klager niets anders dan
complimenten. Het gaat om de tandtechnicus.
De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klagers bestaande frame is uitgebreid met enkele elementen. Op klagers verzoek is in het frame een gouden tand geplaatst, die de tandtechnicus nog had liggen. Het frame is uitgebreid en immediaat
geplaatst, wat vaak lijdt tot drukplaatsen en/of een niet perfecte pasvorm. De kaak slinkt immers ter plaatse van de geëxtraheerde elementen. Na een half jaar kan een nieuwe en definitieve voorziening worden vervaardigd. Er zijn geen tweedehands tanden
gebruikt. De beschadigingen zijn ontstaan na plaatsing en het inslijpen door de tandtechnicus.
3. De beoordeling
Uit de stukken en ter zitting van de beroepscommissie is duidelijk geworden dat de klachten van klager zich richten tegen de tandtechnicus, die volgens klager, reeds gebruikte gebitselementen heeft gebruikt voor klagers prothese. Op grond van artikel
28, eerste lid, van de Pm staat enkel beroep open tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Met de inrichtingsarts wordt gelijkgesteld de verpleegkundige dan wel andere hulpverleners die door de inrichtingsarts bij de zorg aan gedetineerden
zijn betrokken. De tandtechnicus valt hier niet onder, zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog het volgende op. De beroepscommissie acht het niet waarschijnlijk dat de tandtechnicus gebruikte gebitselementen gebruikt. De gebitsprothese van klager is een tijdelijke voorziening. De gebitselementen zijn
van kunsthars vervaardigd. Deze tanden zijn makkelijker te slijpen, maar hebben als nadeel dat hierop veel makkelijker aanslag en beschadigingen kunnen ontstaan. Bij aanpassing van de prothese zullen de tanden van porselein zijn gemaakt waarop
dergelijke problemen zich veel minder snel zullen voordoen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011
secretaris voorzitter