Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1840/GV, 25 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1840/GV

betreft: [klager] datum: 25 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft – zakelijk weergegeven - het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd vanwege het risico op slachtofferconfrontatie. Het slachtoffer zit echter voor de duur van tweeënhalf jaar gedetineerd in
Duitsland. Dit kan gecontroleerd worden bij de politie Roermond. Daarvoor kwam het slachtoffer bij klager op bezoek in de inrichting. Het Openbaar Ministerie meent dat klagers delict heeft geleid tot grote maatschappelijke onrust. De gijzeling betrof
echter een incident onder criminelen. Dit vormde voor de rechtbank ook aanleiding aan klager een lagere straf op te leggen dan door het Openbaar Ministerie was geëist. De Officier van Justitie heeft enkele maanden geleden wel toestemming willen geven
voor verlof, maar dit is door de inrichting geweigerd. De meningen binnen het Openbaar Ministerie zijn dus verdeeld. Ook de politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
Bij klager is een Risc afgenomen. Klager heeft echter buiten zijn schuld om nog niet kunnen deelnemen aan interventies. Ten eerste is de Risc pas in juni 2010 bij klager afgenomen, terwijl dat eerder had gekund. Ten aanzien van klager is een
recidivegevaar geconstateerd. Hij dient overgeplaatst te worden naar een half open kamp ten behoeve van ambulante zorg in De Waag. Het Openbaar Ministerie is echter tegen overplaatsing en blokkeert op deze wijze de mogelijkheid dat klager enkele
interventies kan ondergaan. Klager komt over zes maanden vrij. Klager loopt nu de kans na drie jaar en zeven maanden onvoorbereid in vrijheid te worden gesteld, wat zal bijdragen aan het recidivegevaar. Klager gaat ermee akkoord als aan het verlof
voorwaarden worden gesteld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers gedrag in detentie is niet zonder incidenten verlopen. Hij is in november 2010 in de Landelijke Afzonderings Afdeling geplaatst, omdat hij het personeel heeft bedreigd.
Sinds zijn verblijf in de p.i. De Schie per 6 april 2011 heeft hij moeite met het opvolgen van aanwijzingen van het personeel. Hij accepteert de huisregels niet. Dit heeft in een tijdsbestek van een maand tot vier disciplinaire straffen geleid. Van een
openstaande strafzaak is de zittingsdatum nog niet bekend.
Uit een afgenomen Risc komt een hoge score op recidiverisico. Er zijn twee interventies geïndiceerd, te weten een training arbeidsvaardigheden (ARVA) en een behandeling in De Waag. Er zijn nog geen interventies gestart waardoor het recidiverisico
onverminderd hoog is. Interventies kunnen ook binnen een gesloten inrichting plaatsvinden.
Gelet op klagers gedrag in detentie, het onverminderd hoge recidiverisico en het gemotiveerde negatieve advies van het Openbaar Ministerie is het verzoek afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch heeft negatief geadviseerd omtrent de verlofaanvraag gelet op de aard van de feiten, de recidive, de duur van de opgelegde straf, het risico van maatschappelijke onrust en het gevaar voor ernstige
verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten.
De politie te Haelen heeft geen bezwaar tegen verlofverlening op het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en vijf maanden met aftrek, wegens bedreiging, medeplegen van vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling, medeplegen van brandstichting, belediging van een ambtenaar, medeplegen van diefstal,
belemmering van opsporingshandelingen en beschadiging. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van twee maanden en eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 18 dagen. De einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 30
december 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager zich niet houdt aan de in de inrichting geldende regels. In een tijdsbestek van minder dan een maand van eind mei tot halverwege juni 2011 zijn hem vier disciplinaire straffen opgelegd. Verder komt uit het
uittreksel van de Justitiële Documentatie naar voren dat klager veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De advocaat-generaal van het ressortsparket te Den Bosch verwijst voorts naar de aard en de ernst van de delicten waarvoor
klager is veroordeeld. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden in dit stadium van de detentie een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, d en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, 25 juli 2011
op

secretaris voorzitter

Naar boven