nummer: 11/1684/GV
betreft: [klager] datum: 22 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. Paans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 31 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het negatieve advies van de inrichting is onder meer gebaseerd op het feit dat klager verdacht wordt van drugshandel in de inrichting en het onder druk zetten van medegedetineerden. Deze verdenkingen zijn onterecht. Klager heeft zich over het algemeen
keurig gedragen. Dit wordt bevestigd door het feit dat klager reiniger geworden is. Gedetineerden worden pas reiniger als zij zich goed gedragen. De mediagevoeligheid, gesteld door het Openbaar Ministerie (OM), wordt niet nader onderbouwd. Bovendien is
dat geen reden voor een afwijzing van verlof. Benadrukt wordt dat de politie positief heeft geadviseerd. Voor klager is het van groot belang dat hij aan zijn resocialisatie kan werken.
De genoemde argumenten vinden geen grondslag in de feiten en kunnen daarom de afwijzing van het verlof niet dragen. Het is niet duidelijk welke afspraken klager niet is nagekomen. Klager kwam zijn afspraken juist goed na. Bij de laatste drie
urinecontroles was klager schoon. Die uitslagen hebben meerwaarde omdat deze het meest recent zijn. Het verlofadres ligt niet in de buurt van het plaats delict. Er is onvoldoende onderbouwd waarom gevreesd wordt voor slachtofferconfrontatie. De
media-aandacht is er niet meer en de maatschappij zal dan ook niet geschokt zijn wanneer klager met verlof gaat. Daarbij is aan een medeverdachte (met dezelfde media-aandacht) wel verlof verleend. De opmerking van de politie over klagers partner dient
niet te worden meegewogen, nu niet blijkt of klager of diens partner voor bedreiging zijn veroordeeld en/of dit in verband staat met het delict waarvoor klager nu gedetineerd is.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 7 mei 2010 in detentie. Hij wil zijn verjaardag vieren in familiekring en heeft daartoe een verlofverzoek gedaan. Klager wordt omschreven als iemand die voortdurend zaken naar zijn hand wil zetten. De gemaakte afspraken komt hij
slecht na. Klager wordt ervan verdacht medegedetineerden negatief te beïnvloeden. Klager is in mei 2011 overgeplaatst naar een andere afdeling, omdat hij verdacht werd van drugshandel en het afpersen van medegedetineerden. Uit het uittreksel Justitiële
Documentatie blijkt dat het delict, waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld, gepleegd is in een proeftijd verbonden aan een vorige straf. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar wegens een overval op een
echtpaar in een woning. De man is overleden en de vrouw ligt momenteel in coma. Dit voorval heeft lokaal media-aandacht gehad. Het is zeer aannemelijk dat in deze zaak - die nog behandeld wordt in hoger beroep - verlofverlening maatschappelijke onrust
teweeg kan brengen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft op basis van de hieronder vermelde adviezen en klagers negatieve gedrag in de inrichting negatief geadviseerd. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft aangegeven negatief te adviseren wegens het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie. Tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag is hoger beroep ingesteld. Bij een positieve
beslissing op verlof wordt een gebiedsgebod voor Zoetermeer geadviseerd en contactverbod met het slachtoffer.
De politie heeft (onder niet nader omschreven voorwaarden) positief geadviseerd. Daarbij is aangetekend dat klagers partner in het systeem voorkomt in verband met bedreiging en dat klagers strafzaak mediagevoelig ligt. Gevraagd wordt hiermee rekening
te
houden.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens - kort gezegd - doodslag en zware mishandeling. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 6 mei 2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Uit het inrichtingsadvies van 30 mei 2011 van de locatie Zoetermeer komt naar voren dat klager tijdens zijn huidige detentie tweemaal positief heeft gescoord op het gebruik van drugs en tweemaal heeft gefraudeerd bij een urinecontrole. Deze feiten
dateren echter van vorig jaar. Sindsdien heeft klager enkel negatieve uitslagen van afgenomen urinecontroles, zodat de eerdere positieve scores niet meer ten grondslag kunnen worden gelegd aan de afwijzing van de verlofaanvraag. Wat betreft de interne
overplaatsing in de locatie Zoetermeer vanwege de verdenking dat klager twee medegedetineerden zou afpersen en dat hij de aanstichter was van een grote vechtpartij, komt uit het selectieadvies naar voren dat deze feiten niet zijn bewezen.
Het Openbaar Ministerie wijst verder op de mediagevoeligheid van het delict en de kans op slachtofferconfrontatie. Echter dit wordt verder niet onderbouwd. Wel kan het Openbaar Ministerie worden gevolgd in haar subsidiaire stelling dat aan een te
verlenen verlof de bijzondere voorwaarde moet worden gesteld, dat klager niet in contact treedt met het slachtoffer en zich tijdens zijn verlof niet in Zoetermeer begeeft. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de beslissing van de
Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal
worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan
klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een
tegemoetkoming.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 juli 2011
secretaris voorzitter