Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0184/GA, 21 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 11/184/GA

betreft: [klager] datum: 21 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2011 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. R.A. Bosman, alsmede [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij
de
p.i. Alphen aan den Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het intrekken van het extra bezoek zonder toezicht (BZT) met ingang van 23 november 2010.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur, klager en zijn raadsvrouw hebben in beroep hun respectievelijke standpunten nader toegelicht.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of de directeur voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij zijn beslissing om de van de algemene regel voor klager afwijkende regeling met betrekking tot het BZT in te trekken. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk
geworden dat de directeur aan klager in maart 2010 de gelegenheid heeft geboden om vóór 1 juni 2010, met tussenkomst van de inrichtingspsycholoog, de noodzaak van voortduring van het extra maandelijkse BZT aannemelijk te maken. Voor klager was, althans
behoorde voldoende duidelijk zijn dat hij een privilege genoot en dat hij degene was die de hiervoor genoemde noodzaak bij de directeur aannemelijk diende te maken. Vast staat dat er geen advies van de inrichtingspsycholoog is dat strekt tot
voortduring
van het extra BZT. Gelet daarop kon de directeur in redelijkheid oordelen dat er geen sprake (meer) was van de noodzaak voor extra BZT en beslissen om dat extra BZT met ingang van 23 november 2010 te beëindigen. Die beslissing kan, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven