Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3073/GA, 21 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3073/GA

betreft: [klager] datum: 21 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J. Post, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet informeren van klager over de afwijzende beslissing op zijn verlofaanvraag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De kern van de klacht van klager was en is dat hij nimmer de afwijzende beslissing van de directeur heef ontvangen, waarbij zijn verzoek op verlof is
afgewezen. Klager heeft hier meerdere keren om verzocht. Ook klagers advocaat, mr. Wanrooij, heeft daarover uitgebreid telefonisch contact gehad met de inrichting, doch de beslissing nimmer op schrift ontvangen. Klager is daardoor in zijn belangen
geschaad en heeft onvoldoende kans gehad om zijn belangen adequaat te laten behartigen.

De directeur heeft daarop als volgt geantwoord. De directeur sluit zich aan bij het standpunt van de beklagcommissie, dat klager een brief moet hebben ontvangen. Klager had om de brief kunnen vragen bij de directie. Klager heeft omstreeks 23 juni 2010
de brief ontvangen waarbij zijn verlofaanvraag is afgewezen. De verlofaanvraag is afgewezen op grond van een negatief advies van de Officier van Justitie. Klagers stelling dat hij geen afwijzende beslissing heeft ontvangen, is derhalve onjuist. Klager
is dan ook niet in zijn belangen geschaad.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de bewijslast over de vraag of klager schriftelijk is geïnformeerd over een afwijzing van zijn verlofaanvraag bij de directeur van de inrichting rust. Dit wordt niet anders doordat klager inmiddels in vrijheid is
gesteld.

Klager stelt dat hij nimmer een afwijzing op zijn verlofaanvraag heeft ontvangen. Nu de directeur geen bescheiden heeft overgelegd waaruit het tegendeel blijkt, is niet komen vast te staan dat klager over de afwijzing van zijn verlofaanvraag is
geïnformeerd. Het beroep is derhalve gegrond. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager
een
tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven