Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1210/GB, 21 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1210/GB

Betreft: [klager] datum: 21 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Kalle, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting (z.)b.b.i. in het kader van een zogenaamd ‘stapeltraject’, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 mei 2010 in Nederland gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie De Boschpoort te Breda. Op 7 juli 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Torentijd te Middelburg. Op 4 mei 2011 is hij op eigen
verzoek overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep schriftelijk toegelicht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.

4. De beoordeling
4.1. Klager, die inmiddels onherroepelijk is veroordeeld, komt in aanmerking voor plaatsing in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap.

4.2. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De beslissing om klager niet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering is gestoeld op de grond dat klager, die thans een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf ondergaat, in België tot een gevangenisstraf van acht jaren is veroordeeld,
tegen welke uitspraak klager beroep heeft aangetekend. De stukken houden niet in dat op dit beroep reeds is beslist. Indien klager in België onherroepelijk zou worden veroordeeld, moet worden beslist of de straf al dan niet in Nederland ten uitvoer zal
worden gelegd. In die situatie kan worden aangenomen dat de datum van invrijheidstelling op dit moment nog niet vaststaat. De enkele mededeling van klagers raadsman bij brief van 23 juni 2011 dat klager te horen heeft gekregen dat hij niet wordt
uitgeleverd aan België maakt dat niet anders. Het beroep moet derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven