Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1884/GV, 19 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1884/GV

betreft: [klager] datum: 19 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J. Huisman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. E.J. Huisman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De openstaande zaak - hij wordt verdacht van het niet voldoen aan een bevel of vordering ex artikel 2:50 APV - is door de politierechter op 19 april 2011 behandeld en voor onbepaalde tijd aangehouden,
opdat de officier van justitie nader onderzoek kan verrichten naar de reden van het Openbaar Ministerie om de zaak tegen de medeverdachte te seponeren en naar de eventuele invloed hiervan op klagers openstaande zaak. De officier van justitie heeft
tijdens de zitting aangegeven dat de oplegging van een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de orde zou kunnen zijn. In een faxbericht aan de p.i. Zoetermeer heeft de officier
van justitie bericht dat zij verwacht dat het Openbaar Ministerie geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal eisen. Voorts is artikel 63 Sr van toepassing. Gelet op klagers veroordeling op 25 oktober 2010 tot een gevangenisstraf van dertig maanden,
waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, kan geconcludeerd worden dat in de openstaande zaak geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Het negatieve advies van de directeur van de p.i. is gebaseerd op een onjuiste veronderstelling dat
klagers einddatum detentie nog zou kunnen verschuiven. Klager wil graag gehoord worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. Het Openbaar Ministerie is in beroep.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening op grond van gevaar voor verstoring van de openbare orde, recidive, drank- en drugsmisbruik, een niet ongestoord verlof door de agressieve persoonlijkheid van klager en
slachtofferconfrontatie. De politie gaat akkoord met verlof onder bijzondere voorwaarden.
Klager heeft nog een openstaande strafzaak. De behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden in april 2011, maar is aangehouden. Om voor algemeen verlof in aanmerking te komen moet de einddatum detentie bekend zijn. Zolang deze nog kan verschuiven
door
een openstaande zaak komt klager niet voor verlofverlening in aanmerking. Nu de politierechter de behandeling van de zaak heeft aangehouden voor nader onderzoek, is het wenselijk om af te wachten wat de uitslag van dit onderzoek zal zijn. Er is geen
aanleiding om de beslissing te herzien.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met de openstaande strafzaak.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft, zo blijkt uit het advies vrijheden van de inrichting, de onderdelen b, c, e en g van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting omcirkeld. Voorts heeft zij in
een faxbericht aan het b.s.d. van de locatie Zoetermeer aangegeven dat er hoogstwaarschijnlijk geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal worden geëist door het Openbaar Ministerie in klagers openstaande strafzaak.
De politie heeft niet negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening en verzocht om de politie te mailen wanneer klager naar huis komt.

Door een medewerker van het arrondissementsparket te Den Haag is op 13 juli 2011 telefonisch meegedeeld dat in klagers openstaande strafzaak met parketnummer [...] nog geen nieuwe zittingdatum bekend is.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Nu klager bovendien geen gronden heeft aangevoerd waarom hij het beroep mondeling wil toelichten, wijst zij dit verzoek af.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek, wegens gekwalificeerde vermogensdelicten. De fictieve datum invrijheidstelling is
thans
bepaald op 9 oktober 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Reden voor afwijzing van klagers verlofaanvraag is een openstaande strafzaak, waardoor klagers einddatum thans niet vaststaat. Door de officier van justitie is echter per faxbericht aangegeven dat er in deze strafzaak hoogstwaarschijnlijk geen
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal worden geëist. De behandeling van de zaak is voor onbepaalde tijd aangehouden, opdat de officier van justitie nader onderzoek verricht naar de reden van de beslissing van het Openbaar Ministerie om de zaak tegen de
medeverdachte te seponeren en of dit van invloed is op de vervolgingsbeslissing in klagers strafzaak.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, een afwijzing van klagers verlofaanvraag, terwijl zijn fictieve einddatum nabij is, niet als redelijk of billijk kan worden aangemerkt.
Namens de Staatssecretaris is nog aangevoerd dat het Openbaar Ministerie negatief zou hebben geadviseerd, maar dit komt enkel, zoals in het verlofadvies van de inrichting is verwoord, neer op het omcirkelen van onderdelen van artikel 4 van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting en kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als een daadwerkelijk en gemotiveerd advies worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen.
Zij zal de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven