Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1766/GV, 7 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1766/GV

betreft: [klager] datum: 7 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.S.T.H. Ruijters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. L.S.T.H Ruijters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld wegens betrokkenheid bij de beroving van een persoon in zijn woning. Klager is niet voor medeplegen, maar voor medeplichtigheid veroordeeld. Klager is volgens de rechtbank
behulpzaam geweest door zijn woning ter beschikking te stellen aan de overvallers. Er heeft dus nimmer een confrontatie tussen het slachtoffer en klager plaatsgevonden. Er bestaat dus geen gevaar voor slachtofferconfrontatie. Klager is er zelfs niet
mee
bekend hoe het slachtoffer eruit ziet.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De politie heeft het door klager opgegeven verlofadres negatief beoordeeld. Klager heeft slachtoffers gemaakt als gevolg van zijn delicten in de gemeente Eindhoven. Hierdoor is
slachtofferconfrontatie wel haast onvermijdelijk bij vrijheden. Klager zal een verlofadres buiten Eindhoven moeten opgeven om de kans op slachtofferconfrontatie zo klein mogelijk te maken. Het delict waarvoor klager thans is gedetineerd, heeft hij
gepleegd tijdens een verlof dat hem is verleend vanuit de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker. Dit laatste is klager zwaar aan te rekenen. Klager kan niet met afspraken omgaan. Het feit dat klager is veroordeeld voor medeplichtigheid maakt het
leed
van het slachoffer niet minder. De Staatssecretaris kan zich niet vinden in de stelling van klager dat er nimmer een confrontatie tussen klager en het slachtoffer heeft kunnen plaatsvinden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Officier van Justitie bij het arrondissmentsparket Den Bosch heeft geen bezwaar tegen verlofverlening. De politie Brabant Zuid-Oost adviseert geen verlof in Eindhoven te laten plaatsvinden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 maart 2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is veroordeeld voor een strafbaar feit dat blijkens de overgelegde gegevens is gepleegd in Eindhoven. De politie adviseert klager geen verlof te laten doorbrengen in Eindhoven wegens de aanwezige kans op slachtofferconfrontatie. Verder is van
belang dat het strafbare feit waarvoor klager is veroordeeld is gepleegd tijdens een door klager genoten verlof vanuit de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden in onderling verband en
samenhang bezien voldoende contra-indicaties opleveren tegen verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het Openbaar Ministerie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder d en g, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 7 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven