nummer: 11/534/GA
betreft: [klager] datum: 6 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 februari 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman [...], en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 18 juni 2010 inhoudende de toepassing van toezicht- en veiligheidsmaatregelen voor de duur van veertien dagen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 18 juni 2010 op eigen verzoek overgeplaatst van de p.i. Zutphen naar de locatie Roermond. Klager wilde graag aan de arbeid deelnemen en in de p.i. Zutphen was dat als gevolg van de plaatsing op de GVM-lijst niet mogelijk. Bij binnenkomst
in
deze locatie heeft de directeur geïnformeerd bij het GRIP en aan klager zijn vervolgens beperkende maatregelen (luchten in de luchtkooi, uitsluitend individueel bezoek onder toezicht) en beperkende maatregelen ten aanzien van het telefoneren en de
arbeid opgelegd. Directeur is ten onrechte afgegaan op de informatie van de GRIP en hij heeft nagelaten zich een eigen oordeel te vormen over de noodzaak van deze maatregelen. In eerste instantie mocht klager niet van de afdeling af en normaal mogen
gedetineerden al een paar dagen na binnenkomst naar de arbeid.
Uit de uitspraak van de beklagcommissie blijkt dat de directeur op 28 oktober 2010 nog aanvullende informatie heeft verstrekt. Klager is niet bekend met deze informatie. Op 5 november 2010, 10/2371/GA, heeft de beroepscommissie de gegrondverklaring van
klagers beklag bevestigd. Daarbij is overwogen ‘Bovendien had gelet op de lange duur van de maatregelen na verloop van tijd gekeken moeten worden naar mogelijkheden om de maatregelen te verlichten’. Er heeft geen afstemming plaatsgevonden tussen de
directeuren van de p.i. Zutphen en Roermond.
Klager verblijft nu in de locatie De Marwei te Leeuwarden en hij is daar afdelingsreiniger.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er waren te veel gedetineerden die zich hadden opgegeven voor de arbeid en klager heeft twee weken op de wachtlijst gestaan. Klager heeft wachtgeld ontvangen. Klager was niet vanwege de plaatsing op de GVM-lijst van arbeid uitgesloten.
In het begin van klagers verblijf is klager onderworpen aan de standaard veiligheidsmaatregelen, te weten avondcontroles, celcontroles en controle op het telefoonverkeer. Voorts is klager intern overgeplaatst. De directeur heeft overleg gehad met zijn
collega van de p.i. Zutphen en hij heeft ook met klager gesproken. Elke directeur van een p.i. maakt een eigen afweging van de op te leggen maatregelen. Na drie maanden zijn de maatregelen opgeheven, behalve het toezicht op bezoek en telefoon.
3. De beoordeling
De directeur van de locatie Roermond heeft bij binnenkomst van klager contact opgenomen met het meldpunt GRIP in verband met de status ‘hoog’ van klager op de zogenaamde GVM-lijst, onder meer teneinde te bezien welke maatregelen noodzakelijk waren.
Voorts heeft de directeur, zo acht de beroepscommissie aannemelijk, contact opgenomen met de directeur van de p.i. Zutphen en heeft hij met klager gesproken. Daarop is vanwege veiligheidsoverwegingen besloten om ten aanzien van klager tijdelijk diverse
toezichtmaatregelen toe te passen. Ter zitting is gebleken dat klager veertien dagen na binnenkomst op de arbeid is geplaatst en dat de beperkende maatregelen, behalve het toezicht op bezoek en telefoon, na drie maanden zijn opgeheven. De
beroepscommissie oordeelt dat de directeur zich na binnenkomst van klager in de inrichting heeft verstaan met het GRIP, de directeur van inrichting van herkomst en klager zelf teneinde zelfstandig af te wegen welke maatregelen ten aanzien van klager
noodzakelijk waren. Gelet daarop en in het licht van de inkomst van klager was het niet onredelijk of onbillijk om klager aan de veiligheidsmaatregelen te onderwerpen. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de maatregelen na drie maanden
zijn versoepeld en niet aannemelijk is geworden dat klager is onderworpen aan uitsluiting van de arbeid als veiligheidsmaatregel. Voor wat betreft dat laatste is immers aannemelijk geworden dat er een kortdurende periode geen arbeid beschikbaar was en
klager zodra er arbeid was daaraan heeft kunnen deelnemen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 juli 2011
secretaris voorzitter