nummer: 11/516/GA
betreft: [klager] datum: 6 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.P. Wesselink-van Dijk, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.P. Wesselink-van Dijk, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur unit 1/5, [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen van 6 juli 2010 tot 20 juli 2010, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de landelijke afzonderingsafdeling (LAA) te Vught;
b. de verlenging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen op 20 juli 2010, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de LAA te Vught;
c. de verlenging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen op 3 augustus 2010, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de LAA te Vught;
d. het openen van advocatenpost;
e. het feit dat klager slechts eenmaal per week in de gelegenheid wordt gesteld om zijn advocaat te bellen;
f. het niet uitreiken van beklagformulieren omdat deze op waren en de weigering een pen aanklager te verstrekken;
g. de bejegening door een p.i.w-er;
h. de verstrekking van schoon ondergoed.
De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van a, b, c, d en f ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van e, g en h op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager en zijn raadsvrouw delen desgevraagd mee geen bezwaar te hebben tegen het feit dat de thans oordelende voorzitter van de beroepscommissie indertijd heeft beslist op een verzoek om schorsing van de ordemaatregel.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is begonnen met het aantreffen van een scherp geslepen mes. Het moet voor het personeel duidelijk zijn geweest dat klager niet degene is geweest die een punt aan een mes heeft geslepen, maar dat dit waarschijnlijk door de eerdere bewoner van zijn
verblijfsruimte is gedaan. Klager heeft geweigerd mee te werken aan zijn plaatsing in afzondering. Vervolgens is hij uit zijn dak gegaan. Hij heeft staan schelden en heeft in zijn cel vernielingen aangericht. De ordemaatregel is ten onrechte opgelegd.
De bestreden beslissingen van de directeur dienen nietig te worden verklaard omdat klager voorafgaand aan de oplegging van de ordemaatregel van afzondering en de twee verlengingen niet is gehoord.
De ordemaatregel inclusief verlengingen heeft onnodig lang geduurd. Niet valt in te zien waarom de beslissing tot overplaatsing naar een andere inrichting niet genomen had kunnen worden gedurende de eerste veertien dagen van de afzondering of tijdens
de
eerste verlenging. In de eerdere beslissing van de directeur staat als grond vermeld dat de veiligheid op de afdeling niet kan worden gegarandeerd. Er zijn drie BGG-afdelingen en klager had op een andere BGG-afdeling kunnen worden geplaatst.
De afzonderingscel in de LAA voldoet niet aan de eis als gesteld in artikel 13 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen. Er is onvoldoende ventilatie. Tijdens een luchtmoment is klager natgeregend en zijn overall kwam onder
de modder te zitten. Hij heeft gevraagd om te mogen douchen en dat werd hem niet toegestaan. Klager wilde elke dag schoon ondergoed en dat werd hem geweigerd. Ook heeft klager de eerste dag van zijn verblijf in de afzonderingscel ’s middags geen
maaltijd gekregen.
Klager heeft concreet aangegeven op welke datum de advocatenpost is geopend. Tijdens klagers verblijf op de LAA is dit vaker gebeurd.
Naar aanleiding van de geopende advocatenpost heeft klager verzocht met zijn advocaat te mogen bellen. Klager is meegedeeld dat dit slechts eenmaal per week geoorloofd was en dat hij pas de volgende week weer mocht bellen.
Klager wilde niet naar de deur komen en een personeelslid heeft hem toen bedreigd.
In haar brief van 20 juni 2011 verzoekt de raadsvrouw het afdelingshoofd van de BGG-afdeling, de heer B., als getuige te horen dan wel hem een verslag op te laten maken over de geslepen voorwerpen die op klagers cel zijn aangetroffen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is nog niet gelukt om een schriftelijke verklaring van het afdelingshoofd van de BGG-afdeling te overleggen.
Klager verbleef op de BGG-afdeling en hij heeft op 6 juli 2010 een ernstig incident veroorzaakt. Klager heeft zijn cel vernield en zeer ernstige bedreigingen geuit naar meerdere medewerkers van de BGG-afdeling. Het was volstrekt onmogelijk om klager te
handhaven dan wel terug te plaatsen binnen unit 6, de BGG-afdeling. Op de drie BGG-afdelingen is één team van het personeel werkzaam.
Gelet op de vereiste spoed en klagers gemoedstoestand is klager niet gehoord alvorens de ordemaatregel van afzondering is opgelegd. De volgende dag is met klager gesproken. Klager is gehoord bij de verlengingen van de afzondering. Dit is niet
schriftelijk vastgelegd. Klager is op 6 augustus 2010 overgeplaatst naar de (inmiddels buiten gebruik gestelde) gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten De Schie te Rotterdam.
De directeur geeft aan dat de strafcel en de wijze waarop de afzondering heeft plaatsgevonden (inclusief de verzorging van klager), voldoet aan de wettelijke eisen.
Er zijn nooit eerder klachten geweest over de ventilatie in de afzonderingscellen.
Op de LAA wordt de geprivilegieerde post in het bijzijn van een gedetineerde geopend. Het kan gebeuren dat het personeel bij het openen van de buitenste enveloppe per ongeluk ook de tweede enveloppe opent. Indien dit gebeurt, moet dat worden gemeld aan
de directeur. De directeur heeft navraag gedaan en dat heeft niet tot enige aanwijzing geleid dat advocatenpost van klager is geopend buiten zijn aanwezigheid. De post, ook die van advocaten, wordt op de LAA standaard gecontroleerd.
Gedetineerden mogen eenmaal per week bellen met hun advocaat. De LAA kent een individueel regime en er zijn geen vaste belmomenten. Klager heeft een verzoek gedaan om zijn advocaat te mogen bellen. Hij heeft echter de noodzaak niet aangetoond. Klager
kan altijd schriftelijk met zijn advocaat communiceren.
De beklagformulieren worden op verzoek aan een gedetineerde verstrekt. Gedetineerden in de strafcel krijgen op verzoek geen pen maar en potlood. De directeur acht het ongeloofwaardig dat klager tien dagen heeft moeten wachten op een potlood. De
klachten
zijn binnen de gestelde termijn ingediend.
Klager wordt door het personeel gecorrigeerd als hij onbeleefd is. Klager heeft moeite met autoriteit.
3. De beoordeling
Uit de rapporten van 6 en 7 juli 2010 blijkt dat klager ernstige bedreigingen heeft geuit jegens het personeel en dat hij vernielingen heeft aangericht in zijn cel. Deze door klager niet betwiste misdragingen liggen ten grondslag aan de maatregel en
de
verlengingen daarvan en vormen daarvoor voldoende grond. Daarbij is aanmerking genomen dat plaatsing op een andere afdeling van de BGG niet mogelijk was nu klager daar hetzelfde ernstig door hem bedreigde personeel zou kunnen tegenkomen. De
beroepscommissie ziet geen noodzaak om het afdelingshoofd van de BGG-afdeling te horen dan wel deze een verslag te laten opstellen over het aantreffen van het geslepen mes. De bedreigingen en vernielingen kunnen immers de opgelegde maatregelen
zelfstandig dragen. Het namens klager gedane verzoek wordt afgewezen.
Ten aanzien van a, b en c:
Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan.
Uit de schriftelijke mededelingen van zowel de beslissing tot afzondering van 6 juli 2010 als van de verlengingsbeslissingen van resp. 20 juli 2010 en 3 augustus 2010 blijkt niet dat klager is gehoord. Klager stelt zich op het standpunt niet te zijn
gehoord, terwijl de directeur in nogal algemene bewoordingen heeft gesteld dat er wel is gehoord. Nu in de schriftelijke mededelingen van de (verlenging van) de afzondering niet is aangetekend dat klager is gehoord en er ook overigens geen andere
omstandigheden zijn die erop wijzen dat er is gehoord dan de algemene mededeling van de directeur, acht de beroepscommissie niet aannemelijk dat er is gehoord.
De beroepscommissie zal het beroep in zoverre dan ook gegrond verklaren en een tegemoetkoming van € 50,= toekennen. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie nog als volgt. Klager is op 6 augustus 2010 overgeplaatst naar de BGG-afdeling te Rotterdam.
De
beslissing om klager af te zonderen en deze maatregel telkens te verlengen in afwachting van overplaatsing kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie
zal in zoverre worden bevestigd.
Ten aanzien van d:
Op grond van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (de Regeling), is de directeur bevoegd om, indien hij dit noodzakelijk acht met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen, een poststuk
afkomstig van een in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde persoon of instantie te openen in het bijzijn van de gedetineerde. Bij het opstellen van de Regeling zijn (volgens de toelichting daarop) de uitgangspunten geweest: dat geen toezicht
wordt
uitgeoefend op de inhoud van geprivilegieerde post, dat vastgesteld moet kunnen worden wie de afzender is, dat de bevoegdheid van de inrichting de post te controleren niet gegrond behoeft te zijn op een vermoeden dat de envelop bijgesloten voorwerpen
bevat en dat de inrichting de bevoegdheid heeft om steekproefsgewijs te controleren.
Uit het voorgaande komt naar voren dat de directeur de bevoegdheid heeft om zogenaamde geprivilegieerde post bij binnenkomst in aanwezigheid van de gedetineerde te controleren op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen indien hij dit noodzakelijk
acht dan wel steekproefsgewijs.
Op de LAA gebeurt het openen van de post van een advocaat niet steekproefsgewijs, maar altijd en bij iedere gedetineerde. Van een beoordeling of in dit geval de noodzaak tot het openen van de post bestond, blijkt niet, terwijl evenmin sprake is van een
steekproefsgewijze toepassing van die bevoegdheid. Daaruit volgt dat de gevolgde gang van zaken in strijd is met de hierboven weergegeven wettelijke regeling. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Voor het toekennen van een tegemoetkoming acht de
beroepscommissie in dit geval geen grond aanwezig.
Ten aanzien van e:
Het afwijzen van een verzoek tot het bellen met een advocaat buiten de reguliere belmomenten is aan te merken als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Voor dit onderdeel is klager derhalve anders dan de beklagrechter heeft
geoordeeld ontvankelijk in zijn beklag. Voor de beoordeling van de afwijzing van het verzoek is van belang of er noodzaak en gelegenheid was voor een (extra) belmoment met de advocaat. Van noodzaak tot telefonisch contact met zijn advocaat is niet
gebleken. In een geval als het onderhavige waarin klager kennelijk advies van zijn advocaat wilde over het openen van de advocatenpost kon klager inderdaad worden verwezen naar de reguliere mogelijkheden om te bellen. De beslissing om hem dat
telefonische contact niet toe te staan kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal klager ontvankelijk in zijn beklag verklaren en het beklag
ongegrond verklaren.
Ten aanzien van f:
De directeur heeft ter zitting aangegeven dat indien een gedetineerde daarom verzoekt een klachtformulier wordt uitgereikt. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat klager niet in staat is gesteld beklag in te dienen. Daarbij tekent de
beroepscommissie overigens nog aan dat het niet uitgesloten is om beklag in te stellen zonder gebruik te maken van een formulier. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van g:
De bejegening van klager door een personeelslid betreft geen beslissing waartegen op grond van artikel 60 van de Pbw beklag kan worden ingediend. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden
bevestigd.
Ten aanzien van h:
Dit onderdeel van het beklag inzake de verstrekking van schoon ondergoed betreft de wijze van tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel. In het kader van de beoordeling van de beslissing tot afzondering die gelet op artikel 60, eerste lid, van de
Pbw vatbaar is voor beklag, kan tevens de wijze van tenuitvoerlegging van de afzondering worden beoordeeld. Voor dit onderdeel is klager derhalve anders dan de beklagrechter heeft geoordeeld ontvankelijk in zijn beklag.
In reactie op de klacht dat desverzocht geen schoon ondergoed is verstrekt, heeft de directeur slechts gesteld dat het regel is dat er schoon ondergoed wordt verstrekt. De directeur heeft nagelaten te onderzoeken of van een concreet verzoek tot
verstrekking van schoon ondergoed sprake is geweest. De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager heeft verzocht om schoon ondergoed en dat hem dit zonder deugdelijke opgave van redenen niet is verstrekt. Het beklag zal gelet hierop gegrond worden
verklaard. Voor het toekennen van een tegemoetkoming acht de beroepscommissie in dit geval geen grond aanwezig.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a, b en c, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager ter zake een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van d en h gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager ten aanzien van h alsnog in het beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij kent aan klager ter zake geen tegemoetkoming
toe.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van e gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van f en g ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 juli 2011
secretaris voorzitter