Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1670/GV, 4 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1670/GV

betreft: [klager] datum: 4 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ö. Saki, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep schriftelijk toegelicht.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing schriftelijk toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Torentijd heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op de positieve uitslagen van urinecontroles op het gebruik van softdrugs.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van het verlenen van verlof.
De politie Dordrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek, wegens – kortweg – gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij negen maanden detentie te ondergaan naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van een eerder (deels) voorwaardelijk
opgelegde jeugddetentie.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vaststaat dat klager thans is gedetineerd voor een feit gepleegd tijdens een in het kader van een bij een eerdere veroordeling opgelegde proeftijd. Daarnaast is hij tijdens zijn verblijf in eerdere inrichtingen tenminste twee keer positief bevonden op
het gebruik van softdrugs. Op grond daarvan mocht de Staatsecretaris in redelijkheid aannemen dat er onvoldoende vertrouwen bestaat in het verlenen van verlof. De omstandigheid dat klager thans, kennelijk met redelijk goede resultaten, meewerkt aan een
Terugdringen Recidive-traject doet daaraan niet af. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden als een contra-indicatie kunnen worden aangemerkt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder b en c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven