Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0948/GB, 18 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/948/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar paviljoen 1 van de locatie Het Veer (hierna te noemen: het penitentiair psychiatrisch centrum, PPC) te Amsterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 augustus 2010 gedetineerd. Hij verbleef in/op de extra zorgvoorziening (hierna: EZV-afdeling) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Op 6 december 2010 is hij overgeplaatst naar het PPC Amsterdam.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep, kort weergegeven en voor zover hier van belang, als volgt toegelicht. Er is hem nooit een overplaatsingsbeschikking uitgereikt.
Door de overplaatsing wordt klager in een omgeving gemanoeuvreerd waarin hem behandeling wordt opgedrongen.
Het is klager feitelijk onmogelijk gemaakt om zijn overplaatsing aan te vechten. Het adres van de selectiefunctionaris is hem geweigerd en hij is enkele maanden van het kastje naar de muur gestuurd met het argument dat het postvakje/brievenbus niet kon
worden geopend, waardoor zijn post een maand niet kon worden verzonden. Klagers bezwaarschrift kon pas op 27 januari 2011 worden verzonden vanwege dat kennelijk niet te openen postvakje.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers bezwaarschrift is op 22 maart 2011 ongegrond verklaard. Bij een vorige detentie was al sprake van een zorgindicatie. Klager is frequent in de FOBA opgenomen geweest. Hij is niet gediend van medische zorg en wenst niet mee te werken aan pro
justitia-rapportage en reclasseringsadvies. Vóór zijn plaatsing in het PPC verbleef hij in het huis van bewaring op een EZV-afdeling. Daar is een forse toename in waanstoornis geconstateerd en de situatie daar was niet meer houdbaar. Hij heeft vreemde
overtuigingen die niet stroken met de werkelijkheid. Dit leidt steeds meer tot escalatie. Hij vertrouwt niemand en bouwt daarmee zijn angst en agressie steeds meer op. Klager wil absoluut niet naar een zorgregime. Hij is ervan overtuigd dat er niets
met
hem aan de hand is en dat dit alles een complot is.
Interne overplaatsing naar een PPC te Vught is contrageïndiceerd in verband met een verstoorde behandelrelatie.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC Amsterdam is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie:
“a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;
b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.”
De nota van toelichting geeft aan dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14 van
de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen.
In de nota van toelichting bij artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven:
“Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.” (Stcrt. 30 december 2009, nr. 19971)

4.4. De beroepscommissie overweegt dat uit het schrijven van het NIFP en het
selectieadvies volgt dat bij klager sprake is van paranoïdie c.q. een waanstoornis. Uit het selectieadvies volgt dat vanwege de toename van de waanstoornis een langer verblijf op de EZV niet langer mogelijk was. Gelet op het advies van het
psycho-medisch overleg om klager in een PPC elders - in verband met de verstoorde behandelrelatie in de p.i. Vught was plaatsing in een PPC buiten Vught wenselijk - is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven