Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3929/GA en 11/629/GA, 11 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 10/3929/GA en 11/629/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een twee uitspraken van respectievelijk 22 november 2010 en 28 februari 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam
Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Alphen aan den Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – in beide uitspraken het stelselmatig openen van aan klager gerichte geprivilegieerde post.

De beklagcommissie heeft het beide klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager beperkt zich in beroep tot de klachten met betrekking tot het buiten zijn aanwezigheid openen van aan hem gerichte geprivilegieerde post. Klager vindt daarnaast dat de directeur veel te lang heeft gewacht met het zenden van een reactie aan de
commissie. Klager legt ter ondersteuning van zijn klachten een aantal geopende enveloppen over en stelt dat daaruit duidelijk blijkt dat medewerkers van de inrichting die enveloppen hebben geopend. Het plakband dat is gebruikt om die enveloppen weer
dicht te plakken is niet van klager afkomstig. Dergelijk tape is voor de gedetineerden niet toegestaan. Klager vermoedt dat men de datum van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling wil uitstellen en dat daarom in samenwerking met het Openbaar
Ministerie
is besloten zijn geprivilegieerde post te openen. Klager heeft nooit contact opgenomen met degenen die de betreffende enveloppen aan hem hebben gezonden. Klager geeft aan dat het met name post betreft, afkomstig van zijn raadsman, het FPK, de gemeente
en de rechtbank.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur geeft aan navraag te hebben gedaan bij de afdeling bevolkingsadministratie, waar de inkomende post wordt gecontroleerd. Uiteraard worden ook daar zo nu en dan fouten gemaakt. Indien een poststuk dat van een geprivilegieerde afzender
afkomstig is, per ongeluk wordt opgemaakt, dan wordt er standaard contact opgenomen met de afzender uitgelegd wat er is gebeurd en de vraag gesteld of de post desondanks toch doorgezonden mag worden.
In de periode waarover geklaagd wordt, is door de bevolkingsadministratie geen geprivilegieerde post voor klager geopend buiten zijn aanwezigheid. Die post komt in de inrichting binnen in een afzonderlijke omslagenveloppe. Die enveloppe wordt na
opening
weggegooid. Het bevreemdt de directeur dat klager zoveel klachten heeft over het openen van de geprivilegieerde post; bij andere gedetineerden komt dit niet of nauwelijks voor. Sinds eind 2010 wordt in de inrichting een registratie bijgehouden van
geprivilegieerde post die in strijd met de regels is geopend buiten aanwezigheid van klager.

3. De beoordeling
Anders dan klager ter zitting van de beroepscommissie heeft willen betogen, is onvoldoende aannemelijk geworden dat in de p.i. Alphen aan den Rijn sprake is van een stelselmatig openen van aan klager gerichte poststukken die afkomstig zijn van personen
of instanties als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw (geprivilegieerden). In zoverre kan hetgeen in beroep is aangevoerd, voor zover een en ander is komen vast te staan, niet leiden tot andere uitspraken dan die van de beklagcommissie. Het
beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Niet valt uit te sluiten dat een enkele keer bij de controle van de inkomende post ten onrechte voor klager bedoelde poststukken, afkomstig van geprivilegieerden, zijn geopend buiten aanwezigheid van klager. In zoverre dient het beklag alsnog gegrond
te
worden verklaard.

Nu, mede bij gebrek aan een nadere concrete en feitelijke onderbouwing, niet aannemelijk is geworden dat klager enig nadeel heeft ondervonden van de – veronderstelde en incidentele – opening van een van een geprivilegieerde afkomstig poststuk, acht de
beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond voor zover deze zijn gericht tegen het incidenteel openen buiten aanwezigheid van klager van aan hem gerichte geprivilegieerde post. Zij vernietigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie en
verklaart deze onderdelen van de beklagen alsnog gegrond. Zij verklaart de beroepen voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven