Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1595/GV, 28 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1595/GV

betreft: [klager] datum: 28 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het verzoek om verlof is afgewezen omdat klager structureel gebruik zou maken van gedragsbeïnvloedende middelen. Aanleiding daarvoor zijn de uitslagen van urinecontroles van vóór
februari 2011. Klagers laatste urinecontrole, van 17 mei 2011, gaf een negatieve uitslag te zien. Klager is van mening dat de beslissing zou moeten worden onderbouwd door recentere uitslagen van urinecontroles. Klager is van mening dat hij geen
structureel gebruiker is. Overigens heeft de inrichting na de urinecontrole van februari 2011 in maart en april van 2011 geen urinecontrole gehouden bij klager, terwijl de afspraak was dat dit maandelijks zou gebeuren. Als er drie maanden geen
urinecontrole wordt afgenomen en de eis wordt gesteld van drie negatieve uitslagen van urinecontroles, alvorens een positief advies wordt gegeven omtrent verlof of detentiefasering, is er sprake van nalatigheid bij de inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt sinds 1979 in aanraking met politie en justitie. Voor de huidige detentie, die in 2005 is aangevangen, was klager gebruiker van alcohol en drugs. Tijdens zijn detentie heeft hij regelmatig positieve uitslagen van urinecontroles gehad op het
gebruik van softdrugs. Hij is aangemeld voor deelname aan het programma Terugdringen Recidive (TR) maar wil niet deelnemen aan een behandeling voor zijn alcoholprobleem. De kans op recidive werd als hoog ingeschat en deelname aan een leefstijltraining
was geïndiceerd. Naar aanleiding van twee positieve uitslagen van urinecontroles (op 16 januari 2011 en 25 februari 2011) op het gebruik van softdrugs, heeft de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel negatief
geadviseerd
op het aangevraagde verlof. Op grond van het drugsontmoedigingsbeleid dient na twee positieve scores of softdrugsgebruik de eerstvolgende verlofaanvraag te worden afgewezen. De laatste urinecontrole was drie maanden voor de verlofaanvraag. Gelet op
klagers doorlopende gebruik van middelen in 2010, in combinatie met de twee positieve uitslagen van urinecontroles in 2011, is er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat de door klager
gepleegde delicten in relatie staan tot zijn verslavingen. De kans op recidive bij alcohol- of drugsgebruik wordt daarom hoog geacht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen eventuele detentiefasering van klager.
De politie Haaglanden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 mei 2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Niet is door klager weersproken dat hij – in ieder geval – in de periode november 2010 tot en met februari 2011 drie keer positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Nu klager heeft aangegeven niet bereid te zijn tot het volgen van therapie
of
training inzake zijn drugs- en alcoholgebruik, kan de vrees van de Staatssecretaris, te weten dat klager tijdens het verlof alcohol of verdovende middelen zou kunnen gebruiken, gerechtvaardigd worden geacht. Op grond daarvan mag, nu aannemelijk is dat
de door klager voor zijn detentie gepleegde delicten veelal alcohol- en drugsgerelateerd waren, gevreesd worden voor herhaling van het plegen van strafbare feiten.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden vooralsnog een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder b en c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven