Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1468/GB, 24 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1468/GB

Betreft: [klager] datum: 24 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 mei 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 april 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Fleddervoort (z.b.b.i.) te Veenhuizen. Nadat door het Gerechtshof ’s-Gravenhage aan klager een langere gevangenisstraf was opgelegd dan waartoe hij in eerste aanleg was veroordeeld,
is klager op 5 april 2011 teruggeplaatst naar de (beperkt beveiligde inrichting, hierna b.b.i.) van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen.
Op 8 april 2011 is hij teruggeplaatst naar de gevangenis van de locaties Esserheem en Norgerhaven (met een normaal beveiligingsniveau) te Veenhuizen en op 4 mei 2011 is hij overgeplaatst naar de b.b.i. van de locatie Groot Bankenbosch.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Door de Rechtbank Rotterdam is klager een gevangenisstraf opgelegd van vier jaar. Op 5 april 2011 is hij door het Gerechtshof ’s-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van 65 maanden. Klager heeft gedurende zes maanden voor de uitspraak van het
gerechtshof in een z.b.b.i. verbleven. Op 4 april 2011 zou elektronische detentie worden toegepast.
Uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) volgt niet dat gedetineerden slechts eenmaal gedurende zes maanden in een z.b.b.i. kunnen worden geplaatst. Hij heeft straks opnieuw een strafrestant van zes
maanden en voldoet aan de voorwaarden van de Regeling. Ratio van de Regeling is dat klager geleidelijk wordt voorbereid op terugkeer in de maatschappij. Dit idee wordt nu doorkruist.
Behandeling van het hoger beroep heeft veel langer geduurd dan gebruikelijk. Klager is niet geïnformeerd over de consequenties van een hogere straf op de detentiefasering.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef op grond van de uitspraak in eerste aanleg in het kader van een stapeltraject in een z.b.b.i. Na de uitspraak van het gerechtshof veranderde zijn einddatum detentie en betrof zijn strafrestant meer dan achttien maanden, waardoor hij is
teruggeplaatst naar een gesloten gevangenis. Hij heeft bijna zes maanden in een z.b.b.i. verbleven. Op de termijn van achttien maanden strafrestant is hij verder gefaseerd naar een b.b.i. waar hij thans verblijft.
Klager komt in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.), waaraan hij nog niet heeft deelgenomen.
Klager wist dat er hoger beroep was aangetekend en had zelf ook de vraag kunnen stellen over verandering van faseringsdata bij verandering van de einddatum detentie.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes
maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten
hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Klager is in hoger beroep tot een langduriger gevangenisstraf veroordeeld dan die hem in eerste aanleg door de rechtbank was opgelegd. Hierdoor is de einddatum van zijn detentie opgeschoven en voldeed hij niet meer aan de voorwaarde van artikel
2 van de Regeling inhoudende dat voor plaatsing in een z.b.b.i. het strafrestant maximaal zes maanden mag zijn. Omdat zijn strafrestant ten tijde van de bestreden beslissing meer dan achttien maanden was, is hij vervolgens teruggeplaatst naar een
gesloten gevangenis.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, juist is. Overigens is klager inmiddels doorgefaseerd naar een b.b.i en heeft de
selectiefunctionaris aangekondigd dat klager in aanmerking komt voor een p.p.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven