nummer: 11/1138/GV
betreft: [klager] datum: 23 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 april 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.R.M. Noppen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft gedurende zijn detentie nog nooit een waarschuwing, laat staan een rapport gehad. Hieruit blijkt dat hij zich wel degelijk altijd netjes aan de regels houdt. Het is voor klager onbegrijpelijk dat
hij als vluchtgevaarlijk wordt beschreven. De Advocaat-Generaal wist of had moeten weten dat klager zich voor de executie van zijn straf zelf heeft gemeld. Hij heeft dit gedaan vanuit zijn geloofsovertuiging. Hij wilde schoon schip maken.
In augustus 2009 heeft klager tegenover de TR-medewerker aangegeven dat hij met alles wilde meewerken. Hij heeft een test gedaan en vervolgens niets meer gehoord. In september 2010 is een positief advies uitgebracht in verband met eventuele
doorfasering
naar een beperkt beveiligde inrichting. Nu er buiten klagers schuld niets aan is gedaan, wordt het onterecht als reden voor afwijzing gebruikt. De TR-medewerker heeft juist geadviseerd om de behandeling ambulant in een b.b.i. te ondergaan. Klager is
nog
steeds bereid om de eventuele behandeling te ondergaan. Hij heeft bij de directeur een klacht ingediend over het functioneren van het b.s.d. Hij heeft het vermoeden dat hij door de klacht nu door het b.s.d. wordt tegengewerkt in zijn doorfasering.
E-mail correspondentie met de politie, waaruit volgt dat klager zich zelf heeft gemeld voor de executie van zijn gevangenisstraf, wordt overgelegd.
Verzocht wordt om klager in de gelegenheid te stellen om zijn beroep mondeling toe te lichten.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De verlofaanvraag is afgewezen in verband met het feit dat de Advocaat-Generaal ernstig negatief was, omdat klager wordt beschouwd als vluchtgevaarlijk. Hij is namelijk lange tijd onvindbaar geweest, heeft zich schuil gehouden in het buitenland. De
vrees bestaat dat hij bij de eerste de beste gelegenheid wederom naar het buitenland zal vluchten. Klager geeft aan dat hij zelfmelder is, maar heeft dit vervolgens niet aangetoond.
Klagers stelling dat hij schoon schip wil maken in verband met zijn geloofsovertuiging roept twijfel op daar klager de schadevergoedingsmaatregel, die aan hem is opgelegd, niet heeft voldaan noch daarvoor een regeling heeft getroffen.
Uit de inrichtingsrapportage wordt opgemaakt dat een behandeling bij De Waag wordt voorgesteld. Gelet op het ernstige delict, dat klager eerst bagatelliseerde, dient klager eerst een aanvang te maken met de behandeling voordat hij van verlof kan
genieten.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Arnhem Zuid heeft klagers gedrag in de inrichting positief beschreven en op grond van het negatieve advies van de Openbaar Ministerie negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Advocaat-Generaal bij het ressortsparket Arnhem heeft aangegeven dat klager in verband met zijn eerdere vlucht naar het buitenland als vluchtgevaarlijk dient te worden beschouwd en negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
Het team executie strafvonnissen van het Openbaar Ministerie Zwolle Lelystad (hierna: het TES) heeft aangegeven dat klager als vluchtgevaarlijk dient te worden beschouwd en negatief geadviseerd ter zake van het verlenen van vrijheden.
De politie Gelderland Midden heeft positief geadviseerd ter zake van het verlofadres.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om zijn beroep mondeling toe te lichten af. De beroepscommissie overweegt hierbij dat een mondelinge behandeling de zeker in verlofzaken
wenselijke spoedige afhandeling in verband met mogelijke vervolgaanvragen doorgaans in de weg staat.
Klager ondergaat 100 dagen (subsidiaire) hechtenis in verband met een schadevergoedingsmaatregel op grond van de Wet Terwee. Aansluitend dient hij 56 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te
ondergaan. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 2 november 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Klager is in 2004 gevlucht naar het buitenland voordat de gevangenisstraf van 24 maanden, die hem is opgelegd in verband met het plegen van zedendelicten ten aanzien van zijn minderjarige stiefdochters, kon worden tenuitvoergelegd.
Door klager is aangevoerd dat hij zich in 2007 zelf heeft gemeld bij de politie voor het uitzitten van zijn straf.
Uit het door het TES uitgebrachte advies volgt dat klager nadat hij in 2004 naar het buitenland was gevlucht zich lange tijd onvindbaar heeft gehouden voor justitie. Na onderzoek is klager uiteindelijk in Burundi getraceerd. Omdat zijn situatie daar
voor hem onhoudbaar werd - klager zat financieel aan de grond, had geen reispapieren en onderdak en verkeerde in een slechte lichamelijke positie - is hem door tussenkomst van het TES en het consulaat de uitweg geboden op vrijwillige basis, maar op
kosten van de Staat terug te keren naar Nederland. Klager wordt nu hij weer in Nederland is en zijn situatie ten goede is gekeerd, als vluchtgevaarlijk aangemerkt. De kans dat klager zich weer aan de (verdere) tenuitvoerlegging zal onttrekken, wordt
door het TES zeer groot geacht.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging
van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th. E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juni 2011
secretaris voorzitter