Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0283/GB, 1 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/283/GB

Betreft: [klager] datum: 1 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. de Bont, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 januari 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een gestapeld traject, plaatsing in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon met aansluitend
deelname aan een penitentiair programma (p.p.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 mei 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem. Op 30 november 2007 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de toelichting op de artikelen 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt opgemerkt dat openstaande zaken (vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen) hieronder vallen. Het betreft doorgaans niet
onherroepelijke vonnissen. Indien uit inlichtingen van het Openbaar Ministerie blijkt dat een dergelijke openstaande zaak na de datum van ontslag uit detentie afgehandeld zal worden, dan kan de betrokken gedetineerde, met inachtneming van de overige
criteria die zijn genoemd in de artikelen 2 en 3, in aanmerking komen voor een plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting. De selectiefunctionaris beslist uiteindelijk over de plaatsing. De wetgever rept niet over afhandeling in eerste
aanleg. De wetgever heeft het enkel over “afgehandeld”. Het is niet aannemelijk dat de wetgever daarmee heeft gedoeld op afgehandeld in eerste aanleg. De wetgever heeft niet voor niets de mogelijkheid willen verruimen om plaatsing in een (zeer) beperkt
beveiligde inrichting mogelijk te maken. Het ligt veel meer voor de hand dat de wetgever daadwerkelijk heeft bedoeld dat de zaak tot een definitief einde moet zijn gekomen. Klager zit niet voor de openstaande strafzaak in voorarrest. Stel dat de
Rechtbank tot een onvoorwaardelijke strafoplegging komt en dat daartegen beroep wordt ingesteld, dan zal van een aaneensluitende executie vrijwel zeker geen sprake zijn. Daar waar een behandeling in eerste aanleg mogelijk nog binnen 18 maanden kan
plaatsvinden, is het zeer onwaarschijnlijk dat ook de behandeling in appel nog binnen die tijd kan worden afgedaan, laat staan cassatie. Het OM heeft wel kenbaar gemaakt te verwachten dat de behandeling in eerste aanleg binnen 18 maanden is afgedaan,
maar er is niets gezegd over de duur van appel en cassatie. Het standpunt dat het moet gaan om onherroepelijkheid en niet slechts om een behandeling door de rechtbank vindt steun in een eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 28 september 2005 nr
05/1601/GB. Een openstaande zaak bij de Hoge Raad kan in beginsel een obstakel vormen voor detentiefasering indien ervan uit wordt gegaan dat de Hoge Raad de zaak behandelt binnen de nog te ondergane detentie. Het lijkt er dus sterk op dat het gaat om
de datum van de definitieve onherroepelijkheid en niet om datum uitspraak in eerste aanleg. Ook uit de uitspraak van 31 juli 2003 (03/1091/GB) van de beroepscommissie blijkt dat het gaat om de datum van onherroepelijkheid. De bestreden beslissing is in
strijd met het resocialisatiebeginsel. Klager zit een detentie uit van 8 jaar. Bij zo een lange detentie is detentiefasering buitengewoon wenselijk nu dat de kans op een geslaagde resocialisatie vele malen groter maakt. Door klager thans niet in
aanmerking te laten komen voor detentiefasering is de kans zeer groot dat hij zonder enige vorm van fasering en resocialisatie na de gevangenisstraf van acht jaar weer op straat komt te staan. Zelfs bij een eventuele veroordeling binnen de
detentieperiode zal immers vrijwel zeker geen aaneensluitende detentie plaatsvinden. Zelfs al zou er sprake zijn van een aaneensluitende detentie dan betekent dit dat door de rechtbank op te leggen detentie tenminste gelijk moet zijn aan 18 maanden
minus het dan aanwezige strafrestant, wil klager niet in een nadeliger positie komen te verkeren dan thans het geval is. Klager is van mening dat de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam om een gevangenisstraf van 8 jaar op te leggen door de
bestreden beslissing wordt doorkruist. Er dient immers vanuit te worden gegaan dat het Gerechtshof bij het bepalen van die straf niet alleen rekening heeft gehouden met de vervroegde invrijheidstelling/voorwaardelijke invrijheidstelling, maar ook met
de
normaliter toegekende detentiefasering. Gezien het selectieadvies is klager een buitengewoon geschikte kandidaat voor detentiefasering. Fasering zou klager en zijn familie de gelegenheid bieden aan elkaar te wennen. Niet valt in te zien welk belang
zich
zou verzetten tegen detentiefasering. Mocht het gebeuren dat de fasering wel doorgang vindt en de strafzaak onverwacht toch vóór de einddatum volledig is afgedaan en zou resulteren in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan kan hij worden
teruggeplaatst zodat hij alsnog de nieuw opgelegde straf kan ondergaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is voorgesteld voor plaatsing in een z.b.b.i. Klager voldoet niet aan de objectieve criteria. Hij heeft namelijk een openstaande strafzaak. Klager heeft thans een einddatum van 2 augustus 2012. Dit betekent dat klager nog bijna 18 maanden
detentie dient te ondergaan. Dat is de maximale periode voor detentiefasering. Klagers raadsman heeft contact opgenomen met de selectiefunctionaris om te vertellen dat de openstaande zaak een zeer complexe zaak is waarvan hij verwacht dat deze zaak
niet
tijdens de huidige detentie ter zitting komt. Klager kon hiervan echter geen stukken overleggen waaruit een en ander zou blijken. De selectiefunctionaris acht het niet aannemelijk dat deze zaak niet binnen de huidige detentie op zitting komt. Zou dat
namelijk het geval zijn en er komt een uitspraak in deze zaak dan zal de maximale termijn voor fasering ruimschoots worden overschreden. Zijn einddatum staat hiermee niet vast.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De einddatum van klagers huidige detentie valt
op of omstreeks 2 augustus 2012. Klagers strafrestant van zijn huidige detentie bedraagt meer dan zes maanden. Gelet op artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komt hij vooralsnog niet in aanmerking voor
plaatsing in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 1 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven