Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1506/GV, 21 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1506/GV

betreft: [klager] datum: 21 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.M. Penn om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Een eventuele ongemotiveerde en negatieve werkhouding is geen grond voor weigering als bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De stelling dat een eventuele negatieve werkhouding risico’s met zich mee zou brengen voor
een ongestoord verlof mist wettelijke grondslag.
De rapporten, die ten aanzien van klager zijn opgesteld, zijn positief en de positieve resultaten zouden klager juist het voordeel van de twijfel hebben moeten geven.
Miskend wordt het belang van artikel 2 van de Pbw. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf dient zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de terugkeer in de maatschappij. Verlof neemt daarbij een wezenlijke plaats in. Tijdens verlof kan
klager weer oude banden aanhalen en voorkomen dat hij te zeer vervreemdt van de buitenwereld. De selectiefunctionaris had daar niet aan voorbij dienen te gaan. De selectiefunctionaris heeft de wet verkeerd toegepast en een verkeerde belangenafweging
gemaakt die tot een onredelijke uitkomst leidt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de inrichtingsrapportage is gebleken dat er bij klager sprake is van een hoog recidiverisico en dat een aantal interventies geïndiceerd is.
Klager is op 18 februari 2011 geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Roermond. Hij zou hier gaan werken aan de voorgestelde interventies. Vanwege zijn gedrag en gebrek aan motivatie is hij, na gewaarschuwd te zijn, op 15 maart 2011 teruggeplaatst naar
een gesloten inrichting, te weten de gevangenis te Grave. Klager heeft aangegeven dat hij, omdat hij is teruggeplaatst, niet meer wenst mee te werken aan voorgestelde interventies die het recidiverisico zouden verminderen. Gelet op het bovenstaande
dient klager niet beloond te worden voor zijn negatieve ongemotiveerde houding door hem thans met verlof te sturen. Meegewogen is dat klager wellicht als gevolg van teleurstelling door de terugplaatsing niet zou kunnen terugkeren van verlof. Klager
wordt niet langer geschikt geacht om met vrijheden om te kunnen gaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Limburg-Zuid heeft aangegeven dat klagers verlofadres als stabiel wordt gezien.

3. De beoordeling
Klager ondergaat de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van tien maanden met aftrek. Aansluitend dient hij 79 dagen hechtenis en eventueel een subsidiaire hechtenis van twee dagen te ondergaan. De datum van
invrijheidstelling is bepaald op 19 augustus 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers aanvraag voor algemeen verlof.

Klager verbleef in een z.b.b.i. In verband met zijn werkhouding, gebrek aan motivatie en regelmatig te laat komen op zijn werk, waarvoor hij meerdere keren is gewaarschuwd, is klager teruggeplaatst naar een gesloten inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat dit gegeven op dit moment een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven