Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3505/GA en 10/3533/GA, 9 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3505/GA en 10/3533/GA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraak van 18 oktober 2010 van de beklagcommissie bij het p.p.c. voor zover ten aanzien van klachtnummer 2010/373 een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het penitentiair psychiatrisch centrum (p.p.c.) van de penitentiaire inrichtingen
(p.i.) Amsterdam Over-Amstel, gericht tegen de uitspraak van 18 oktober 2010 van de beklagcommissie bij het p.p.c. voor zover klachtnummer 2010/373 gegrond is verklaard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 maart 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
De directeur van het p.p.c. is niet ter zitting verschenen. De beroepscommissie heeft hem na de zitting op 19 mei 2011 schriftelijk vragen gesteld, waarop per fax van 26 mei 2011 is gereageerd. Aan klagers raadsvouw is deze reactie toegezonden en zij
heeft aangegeven te persisteren bij hetgeen ter zitting reeds was aangevoerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het toedienen van dwangmedicatie (2010/373).

De beklagcommissie heeft het beklag inzake 2010/373 gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 20,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De toegekende tegemoetkoming is te laag. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken van de Raad is aangevoerd dat veelal bij een formele
gegrondverklaring € 50,= wordt toegekend, terwijl dit bedrag hoger is bij een materiële gegrondverklaring.

De waarnemend plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De beslissing dwangmedicatie toe te dienen is genomen op basis van de inschatting van de psychiater. Ook om die reden is niet gekozen voor een minder verstrekkend middel. Dat klager gevaar voor zichzelf en anderen opleverde is eveneens een inschatting
van de psychiater.

In reactie op de door de beroepscommissie schriftelijk gestelde vragen heeft de waarnemend plaatsvervangend vestigingsdirecteur aangegeven dat hem, als toegevoegd directielid, een artikel 3 Pbw bevoegdheid is toegekend, maar dat er over de periode
waarin onderhavige zaak speelt geen besluit voorhanden is.
De medische gegevens kunnen, gelet op de geheimhoudingsplicht, niet worden overgelegd. Wel wordt bij elke dwangmedicatie een medische rapportage opgesteld en elke dwangmedicatie geschiedt op advies van de behandelend psychiater. Ook wordt van elke
dwangmedicatie een melding naar de Inspectie van de Volksgezondheid gezonden. Zo ook in geval van klager.

3. De beoordeling
De waarnemend plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft aangegeven dat er, zij het dat er geen schriftelijk exemplaar voorhanden is, een aanwijzing van de Minister van Veiligheid en Justitie is waaruit blijkt dat hij is aangewezen als toegevoegd
directielid met de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3 van de Pbw. De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van de waarnemend plaatsvervangend vestigingsdirecteur niet toereikend is om de bevoegdheid te verkrijgen zoals
opgenomen
in artikel 5, vierde lid onder f, van de Pbw tot beslissingen omtrent het gedogen van een geneeskundige handeling als bedoeld in artikel 32 Pbw. Daar komt bij dat van zo een eventuele aanwijzing geen schriftelijke bevestiging kan worden overgelegd.
De beslissing tot toediening van dwangmedicatie is derhalve onbevoegd genomen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat beslissingen tot medische dwangmedicatie toetsbaar moeten zijn. De onderliggende documentatie mag dan ook niet in een procedure waarin de rechtmatigheid wordt getoetst geheim worden gehouden. Uit de wel
verstrekte inlichtingen van de waarnemend plaatsvervangend vestigingsdirecteur is niet voldoende aannemelijk geworden dat klagers gedrag en toestand zodanig waren dat de waarnemend plaatsvervangend vestigingsdirecteur redelijkerwijs tot het oordeel
heeft kunnen komen dat de dwangmedicatie noodzakelijk was ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klager of anderen. Niet aannemelijk is geworden dat dit gevaar niet op een andere, minder ingrijpende wijze, kon worden afgewend.

Het vorenstaande leidt tot de beslissingen als hieronder weergegeven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven