Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1138/GM, 18 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1138/GM

betreft: [...] datum: 18 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 19 juni 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem te Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 8 juni 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager is op 27 juli 2001 in de p.i. "Over-Amstel" te Amsterdam gehoord door de voorzitter en een lid van de beroepscommissie, bijgestaan door de secretaris, van welk horen verslag is opgemaakt. De inrichtingsarts is in degelegenheid gesteld een schriftelijke reactie te geven op dit verslag.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 26 maart 2001, betreft een schending van het beroepsgeheim.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
De inrichtingsarts ontkent gegevens te hebben verstrekt over klagers gezondheidstoestand. Maar elke medische conclusie over een individuele patiënt valt onder het beroepsgeheim. De arts heeft uit hoofde van diens beroep eengeheimhoudingsplicht welke zover gaat dat zelfs bij uitdrukkelijke toestemming van de patiënt deze gegevens vrij te geven, het niet vanzelfsprekend is dat de arts hieraan tegemoet komt.
De inrichtingsarts vervult de functie van huisarts, maar is daarnaast een controlerend en adviserend orgaan ten behoeve van de directie.
De inrichtingsarts heeft onzorgvuldig gehandeld door gegevens over klagers gezondheidstoestand zonder zijn toestemming door te spelen aan de officier van justitie toen deze een advies aan de arts vroeg.
De inrichtingsarts heeft klager voordat zij de desbetreffende informatie had verstrekt hem medegedeeld dat ze de informatie zou gaan verstrekken. Klager heeft haar toen gewezen op de schending van het beroepsgeheim, die dit totgevolg zou hebben. Desondanks heeft zij de informatie toch verstrekt.

De inrichtingsarts heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt toegelicht.
De inrichtingsarts heeft de brief van de advocaat aan de rechtbank geïnterpreteerd als een toestemming. De inrichtingsarts ontkent medische informatie over klager te hebben verstrekt aan de officier van justitie. De brief d.d. 27februari 2001, betreffende klager, heeft de inrichtingsarts zo neutraal mogelijk gehouden, met inachtneming van het beroepsgeheim. Er zijn geen medische gegevens verstrekt. Het behoort tot de taak van de inrichtingsarts om dedirectie te adviseren. Hieronder valt ook de detentiegeschiktheid en de geschiktheid voor verhoor.

3. De beoordeling
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aan de inrichtingsarts van de p.i. Haarlem in een brief van 15 februari 2001 verzocht: „Naar aanleiding van bijgevoegde brief van mr. Poll met betrekking tot defysieke toestand van gedetineerde [klager], verzoek ik u mij een medische rapportage te verstrekken omtrent zijn gezondheidstoestand. Ik verzoek u in dit rapport met name te betrekken of [klager] in staat is om door de FIOD teworden gehoord alsmede of medische redenen beletten dat zijn gevangenhouding zal worden verlengd.“
De inrichtingsarts heeft in een brief van 27 februari 2001 geantwoord: „het hebben van hoge bloeddruk is geen contra-indicatie voor een verhoor. Wat betreft de heer [klager] zijn er geen medische redenen die beletten dat hij wordtverhoord, dat hij wordt gevangen gehouden en dat de gevangenhouding zal worden verlengd.“
Anders dan klager stelt, bevat het antwoord van de inrichtingsarts geen medische informatie welke slechts met toestemming van klager verschaft mocht worden. Het optreden van de inrichtingsarts is derhalve niet in strijd met de inartikel 28 PM neergelegde norm.
In verband met deze klacht verdient nog opmerking dat de Officier van Justitie zich direct tot de inrichtingsarts heeft gewend. Dit verzoek om informatie kan worden geacht te zijn gericht tot de directie van de p.i. Haarlem.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en dr. H. van den Berg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 18 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven