Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0589/TA en 11/0675/TA, 7 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/589/TA en 11/675/TA

betreft: [klager] datum: 7 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van respectievelijk

[...], verder te noemen klager,

en het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2011 (abusievelijk is op de uitspraak vermeld 22 februari 2010) van de beklagcommissie bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting en klager in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten c.q. schriftelijk te reageren op het beroep.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagcommissie heeft aan klagers 113 beklagformulieren het onderwerp bejegening toegekend.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wenst een inhoudelijke behandeling van zijn klachten. Niet al zijn klachten zijn beoordeeld. De beklagcommissie stelde dat zij te weinig tijd had om al zijn klachten te behandelen. Niet alle klachten gingen over bejegening.

Het hoofd van de inrichting heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft vele klachten ingediend tegen de wijze waarop de inrichting de zorg betracht, te weten: de wijze waarop hij wordt behandeld door het behandelteam. Artikel 56, vierde lid, van de Bvt bepaalt dat er geen beklag openstaat tegen de wijze
waarop
het hoofd van de inrichting de zorgplicht betracht. Verwezen wordt naar 08/1224/TA. Door de wijze van bejegening zijn klagers rechten niet geschonden.
De overweging in de uitspraak van de beklagcommissie dat nu klager de wijze van bejegening nader heeft geconcretiseerd, onder meer in klachten over het zonder reden insluiten van klager, klager ontvankelijk wordt verklaard, kan geen stand houden. Die
klachten zijn niet geconcretiseerd en vaag, waardoor het voor de inrichting onmogelijk is om daarop inhoudelijk te reageren. Voorts geeft klager niet aan wanneer, waar, hoe lang, door wie hij eerder is ingesloten en de klacht betreft geen beperking van
een klager toekomend recht. Er is namelijk geen sprake geweest van afzondering of enig ander aan klager toekomend recht. Indien dit al anders zou dienen te worden bezien dan had alleen de klacht die op dat onderdeel ziet ontvankelijk verklaard dienen
te
worden en niet alle vijf de klachten. Verwezen wordt naar 10/2695/TA.
De rechtsoverweging in 2.2.3 op bladzijde 2 van de uitspraak is niet juist. Daarin wordt namelijk geconcludeerd dat niet is gebleken van schending van artikel 56, vierde lid, Bvt. Dit artikel betreft echter geen aan klager toekomend recht dat
geschonden
kan worden maar een formele bepaling ten aanzien van de beklagprocedure.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Klagers 113 klaagschriften houden klachten in die voornamelijk betrekking hebben op de bejegening/valse beschuldiging van klager door het personeel en het aan klager meerdere malen een te geringe hoeveelheid verstrekken van de warme maaltijd.
Voorts betreft het beklag het te vroeg en zonder reden insluiten van klager op 2 oktober 2010, 19 november 2010 om 14.18 uur, 31 december 2010, 5 januari 2011 om 18.30 uur, 12 januari 2011, 14 januari 2011, 17 januari 2011, 21 januari 2011, 25 januari
2011, 26 januari 2011 om 18.30 uur en op 28 januari 2011 om 13.30 uur, het niet uitsluiten van klager op 10 december 2010 om 13.30 uur, de weigering om met zijn advocaat te bellen op 25 januari 2011, de weigering om met zijn familie te bellen op 1
januari 2010 (hetgeen de beroepscommissie opvat als een kennelijke schrijffout en verandert in 1 januari 2011), fouillering op 14 januari 2011, het verbod om klager eten te laten klaarmaken tijdens etenstijd op 12 november 2010, het vroegtijdig
terugsturen naar de afdeling tijdens werktijd op 12 oktober 2010, het aanzeggen van een incidentmelding op 21 september 2010.

De beklagcommissie heeft enkel uitspraak gedaan ter zake van de klachten die de bejegening van klager betreffen en dit beklag ongegrond verklaard.

Voor wat betreft het beroep van het hoofd van de inrichting overweegt de beroepscommissie dat tegen ongegrondverklaring van een beklag voor het hoofd van de inrichting geen rechtsmiddel openstaat. Derhalve zal de beroepscommissie het hoofd van de
inrichting niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.

Voor wat betreft klagers beroep overweegt de beroepscommissie het volgende:
Gelet op de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, onder meer 08/1224/TA van 13 oktober 2008, betreffen klachten over bejegening geen beslissing van het hoofd van de inrichting waartegen op grond van artikel 56 of 57 Bvt beklag kan worden
ingediend. Dat klager dit keer zijn klachten heeft geconcretiseerd in tijd en enigszins met feiten en omstandigheden heeft omkleed, doet daar niet aan af. Daarbij is niet gebleken dat door de bejegening van klager een hem toekomend recht is geschonden.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager op dit punt alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.

Ten aanzien van de overige punten van het beklag overweegt de beroepscommissie dat uit de uitspraak van de beklagcommissie volgt dat niet expliciet is beslist op deze punten. De beroepscommissie zal in zoverre het beklag om proceseconomische redenen
zelf afdoen.

Ten aanzien van het valselijk beschuldigen van klager heeft klager zijn klachten niet geconcretiseerd en is niet gebleken dat sprake is van beklagwaardige beslissingen in de zin van artikel 56 of 57 Bvt. De beroepscommissie zal klager in zoverre
niet-ontvankelijk verklaren.

Ten aanzien van het te weinig warm eten verstrekken aan klager overweegt de beroepscommissie dat het beklag, mede gelet op uitspraak 09/2189/TA d.d. 3 december 2009, betrekking heeft op de wijze van betrachten van de zorgplicht als vermeld in artikel
42, eerste lid, Bvt en dat, gelet op het bepaalde in artikel 56, vierde lid, Bvt, hiertegen geen beklag kan worden ingesteld. Zij zal derhalve klager op dit punt niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.

Voor wat betreft het te vroeg insluiten/niet uitsluiten van klager is door de inrichting in de reactie op het beklag gesteld dat geen sprake is geweest van afzondering of enige andere beperking van een aan klager toekomend recht. Klager heeft hierop
verder niet gereageerd. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat sprake is van een beperking van klagers bewegingsvrijheid en zal het beklag op dit punt ongegrond verklaren.

Voor wat betreft de weigering om met zijn advocaat/familie te bellen overweegt de beroepscommissie dat hetgeen door klager is aangevoerd niet zonder meer kan leiden tot gegrondverklaring van het beklag. Niet is gebleken dat klager niet op een later
moment heeft mogen telefoneren met zijn advocaat c.q. familie en/of dat enig recht zou zijn geschonden. De beroepscommissie zal op dit punt het beklag ongegrond verklaren.

Voor wat betreft het beklag ter zake van de fouillering op 14 januari 2011, het verbod om klager eten te laten klaarmaken tijdens etenstijd op 12 november 2010, het vroegtijdig terugsturen naar de afdeling tijdens werktijd op 12 oktober 2010 en het
aanzeggen van een incidentmelding op 21 september 2010, overweegt de beroepscommissie dat klager deze klachten onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft omkleed en dat niet is gebleken dat sprake is van beklagwaardige beslissingen in de zin van
artikel 56 of 57 Bvt. Zij kan derhalve klager in zoverre niet in het beklag ontvangen.

Overigens merkt de beroepscommissie op dat het erop lijkt dat klager zodanig frequent beklag indient dat het de vraag is of hij het beklagrecht gebruikt voor het doel waarvoor het is gegeven. Het belang van de mogelijkheid dat ter beschikking gestelden
zich beklagen over hun bejegening in de inrichting is van zó groot belang dat niet ieder gebruik van het beklagrecht aan de toets of daarvan misbruik wordt gemaakt mag worden onderworpen. Dit wordt echter anders indien het beslag dat door één enkele
klager zonder deugdelijke klachten op de voor rechtspraak beschikbare tijd van beklag- en beroepscommissie wordt gelegd, zeer onevenredig is en een verlammende werking op de uitvoering van de rechtspraaktaak heeft. Het bedoelde beslag gaat ook ten
koste
van andere klagers en klachten. De beroepscommissie is dan ook van mening dat indien vastgesteld kan worden dat klager van het beklagrecht misbruik maakt, de niet-ontvankelijkheid van zijn klacht na summiere behandeling kan worden uitgesproken.
In het onderhavige beroep is dit nog niet aan de orde, omdat klager (nog) niet bekend was met dit standpunt van de beroepscommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk in het beroep.
Ten aanzien van het punt bejegening in klagers beroep vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.
Ten aanzien van het te vroeg insluiten/niet uitsluiten van klager en de weigering om met zijn advocaat/familie te bellen, verklaart de beroepscommissie het beklag ongegrond en voor wat betreft de overige punten van het beklag verklaart zij klager
niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven