Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0138/GA, 6 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/138/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 januari 2011 van de beklagcommissie bij de gevangenis BGG (beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2011, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de gevangenis BGG.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt. Op 27 mei 2011 is op het secretariaat van de RSJ een fax ontvangen waarin klager afstand doet van het bijwonen van de zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens fraude bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, zakelijk weergegeven, als volgt schriftelijk toegelicht. De beslissing is gebaseerd op de verdenking van één bewaarder. Klager zou vanuit een ander bekertje iets bij de door
hem geproduceerde urine hebben gegoten. Er is echter geen beker in beslag genomen. De door klager geproduceerde urine is niet onderzocht, terwijl daaruit juist opgemaakt zou kunnen worden dat het zijn eigen urine is. De urine is echter door de
bewaarder
weggegooid. Klager gebruikt medicatie waardoor makkelijk aantoonbaar was dat het om zijn urine ging. Door het weggooien van de urine kan klager zijn onschuld niet bewijzen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting heeft geen aparte ruimte voor urinecontrole, dit is met dergelijke kleine afdelingen niet haalbaar. Urinecontrole geschiedt dan ook op de eigen cel. Het is onbekend wat voor soort vloeistof er in de beker zat. Ook is onbekend waar de
beker
is gebleven. Bij de afhandeling van het rapport wordt bekeken wat er aan de hand is. Als alles vaststaat, wordt het bekertje weggegooid.
De urinecontroles gaan over het algemeen vrij soepel. Dit gebeurt op cel en onder toezicht en is binnen vijf minuten gebeurd. In 99% van de gevallen is er voorafgaand aan de urinecontrole geen celcontrole. Een enkele keer wordt daar misbruik van
gemaakt, maar zelden op een dergelijke opvallende wijze als nu het geval was.
Gedetineerden hebben over het algemeen veel spullen op cel. Celcontrole voorafgaand aan iedere urinecontrole is dan ook niet mogelijk. Frauderen is frauderen, de uitkomst van de urinecontrole doet er dan niet meer toe.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Door iets vanuit een bekertje bij de urine te doen heeft klager
hoe dan ook fraude gepleegd bij de procedure van de urinecontrole. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog wel op dat het in voorkomende gevallen aan te bevelen is de urine niet direct weg te gooien, maar enige tijd te bewaren voor eventueel nader onderzoek.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 6 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven