Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3379/GA, 6 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3379/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2010 van de beklagcommissie bij de gevangenis BGG (beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn met behulp van een tolk in de Engelse taal gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.B. Braanker en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
gevangenis BGG.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel, wegens fysieke agressie naar medegedetineerden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de straf meer dan drie dagen duurde en een tegemoetkoming van €60,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werd geslagen en heeft zelf niets gedaan. Klager heeft zich niet eens verdedigd. Het rapport klopt niet. De beslissing tot strafoplegging is pas
de
volgende dag genomen, dus klager heeft een dag extra in de strafcel doorgebracht.
Het gaat niet uitsluitend om dit incident. Klager wordt constant beschuldigd van allerlei zaken. In de inrichting verblijven jongens van rond de 20 jaar oud met allerlei stoornissen. Zij vormen een groep, een front. Klager valt buiten de groep. Klager
krijgt dan ook geen bescherming, niet van een groep maar ook niet van het personeel. Inmiddels is klager overgeplaatst en gaat het veel beter.

Namens klager is hieraan, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd.
Het rapport is afgehandeld door iemand met de paraaf DV. Klagers raadsvrouw vraagt zich af wie dit is en of deze persoon niet mede had moeten tekenen.
Het bewaardersarrest heeft langer dan 15 uur geduurd. Het afdelingshoofd heeft de beschikking ondertekend, dit is niet zoals het behoort te gaan. Het afdelingshoofd heeft die bevoegdheid niet. Klagers raadsvrouw geeft aan hoe de situatie op het moment
van het incident was. Klager had nog vijf minuten de tijd om zijn maaltijd op te warmen voor de gedetineerden ingesloten zouden worden. Bij de magnetron stonden echter twee gedetineerden. Klager heeft deze gedetineerden verzocht op te schieten. Dit kan
hem niet worden verweten, klager heeft de gedetineerden hiermee niet uitgedaagd.
Het is onvoldoende gebleken dat klager de agressor was. Het verwijt ligt in het feit dat klager een opmerking heeft gemaakt. Uit jurisprudentie van de RSJ blijkt echter dat uitsluitend een disciplinaire straf kan worden opgelegd indien er sprake is
geweest van uitgelokte agressie en daarvan is hier geen sprake. Klager heeft de alarmerende situatie die ontstond niet in de hand gehad. Drie dagen straf is derhalve niet gerechtvaardigd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De afzondering dateert van 23 juli 2010 omstreeks 16.45 uur. De volgende ochtend omstreeks 11.00 uur is het rapport afgehandeld.
Klager is door een directeur gesproken en gehoord. De directeur heeft dit uitgezocht en gebleken is dat het rapport door een directeur is afgehandeld. De beschikking is getekend door het afdelingshoofd, maar namens een directeur, namelijk “DV”. Dat het
afdelingshoofd uiteindelijk heeft getekend is niet correct, maar dat is nu eenmaal zo gebeurd.
Voorts geeft de directeur aan dat het verhaal rondom het incident niet op zichzelf staat. Twee weken daarvoor deed zich een soortgelijk incident voor. De opstelling van klager is zodanig dat wat hij wil, moet gebeuren. Medegedetineerden moeten zich
daarin schikken, wat uiteindelijk heeft geleid tot het incident.

Klagers raadsvrouw reageert daarop door aan te geven dat er inderdaad sprake was van nog een incident, maar dat daar andere gedetineerden bij waren betrokken. Klager is gewaarschuwd voor het gegeven dat hij overal tegen in gaat en regels ter discussie
stelt. Klager is echter een gedetineerde die op zichzelf is en weinig aansluiting heeft met medegedetineerden. Klagers raadsvrouw verzoekt de directeur het volledige detentiedossier aan de beroepscommissie te doen toekomen om de rol van klager te
bezien.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en gaat daarom voorbij aan het verzoek van klagers raadsvrouw het volledige detentiedossier aan de stukken toe te voegen.

Blijkens het verslag maakte klager “een opmerking richting de twee andere gedetineerden”. Niet vast is komen te staan dat klager met deze opmerking geprovoceerd heeft.
De oplegging van een straf impliceert dat degene die wordt bestraft iets te verwijten is. Nu niet is vast komen te staan wat klager heeft gezegd, is niet gebleken dat klager in deze iets te verwijten valt. Daarbij is eveneens in aanmerking genomen dat
klager bovendien door twee gedetineerden werd belaagd. Mocht hij, zoals in het verslag wordt opgemerkt, hebben teruggeslagen, dan kan dat hem niet worden verweten. Aannemelijk is dat klager zich alleen heeft verdedigd tegen de agressie van twee andere
gedetineerden.

De beroepscommissie merkt nog het volgende op. Artikel 24, vierde lid, van de Pbw stelt dat een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste 15 uur in afzondering mag plaatsen. Klager is op 23 juli 2010 omstreeks 16.45 uur
in de strafcel geplaatst. Aan klager is op 24 juli 2010 omstreeks 11.00 uur een disciplinaire straf opgelegd. De wettelijke termijn is derhalve overschreden.

De beroepscommissie zal het beroep gelet op het bovenstaande gegrond verklaren en aan klager een hogere tegemoetkoming toekennen, namelijk € 90,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep was ingesteld en verklaart het beklag alsnog in zijn geheel gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 90,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 6 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven