Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0794/GB, 15 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/794/GB

Betreft: [klager] datum: 15 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ö. Saki, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 juni 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Voor het weekend van 11 september 2010 is aan klager verlof verleend. Op zondag 12 september 2010 is klager aangereden door een auto en heeft hij bij het ongeluk fysiek letsel opgelopen. Als gevolg van het letsel heeft klager zich op 13 september 2010
bij zijn huisarts gemeld. Klager heeft vervolgens contact opgenomen met de b.b.i. Maashegge te Overloon om door te geven wat hem is overkomen. Aan klager is door een medewerker van de b.b.i. Maashegge medegedeeld dat hij zich bij de inrichting moet
melden als hij hersteld is. Tot op de dag van zijn aanhouding verkeerde klager in de veronderstelling dat hij niet gesignaleerd stond. Echter is klager alsnog door de politie aangehouden wegens het zich niet tijdig melden bij de b.b.i. Maashegge met de
overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel tot gevolg. Gelet op het vorenstaande kan niet gesteld worden dat klager zich heeft onttrokken aan zijn detentie. Voorts is het verzoek van klager om overgeplaatst te worden naar een
b.b.i. afgewezen, omdat klager nog een openstaande strafzaak zou hebben. De zaak heeft gediend op 22 februari 2011. Klager is in die zaak vrijgesproken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd vanwege klagers ontvluchting van 13 september 2010 tot 29 oktober 2010. Ook heeft klager geen goedgekeurd verlofadres nu de politie nog niet heeft gereageerd op het inrichtingsverzoek. Bovendien
heeft klager ten tijde van het opgemaakte selectieadvies nog een openstaande strafzaak. Mede op grond van deze gegevens is zijn verlofaanvraag op 7 maart 2011 afgewezen. Op grond van de gegevens is er sprake van een maatschappelijk risico vanwege de
reële kans dat klager zich aan detentie onttrekt. Gezien de ernst van het gepleegde delict is het bezwaar van het OM voldoende gemotiveerd en reëel om vooralsnog niet tot overplaatsing naar een b.b.i. over te gaan. Uit navraag bij de b.b.i. Maashegge
blijkt dat klager niet is teruggekeerd van verlof en ook geen contact heeft opgenomen met de inrichting om aan te geven dat hij een ongeluk heeft gehad. Volgens de inrichting zal eerst de uitspraak van de zitting van 6 april 2011 afgewacht moeten
worden, waarbij de verwachting is dat de definitieve uitspraak begin mei 2011 pas verwerkt kan worden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klagers verzoek tot overplaatsing is onder andere afgewezen omdat het OM negatief heeft geadviseerd. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en bevindt zich derhalve nog in voorlopige hechtenis. Het OM verwijst in
het advies naar het feit dat klager zich in september/oktober 2010 aan detentie heeft onttrokken. Reeds gelet op klagers onttrekking aan detentie in 2010 kon de selectiefunctionaris in redelijkheid oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt
voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Overigens verdient opmerking dat klager thans geen openstaande strafzaak meer heeft nu hij in die zaak is
vrijgesproken en er tegen die vrijspraak geen hoger beroep is ingesteld.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 15 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven