Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1673/GV, 10 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1673/GV

betreft: [klager] datum: 10 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.A.R. Newoor, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft het verzoek om incidenteel verlof ingediend zodat hij zijn zieke ouders kan bezoeken. Beide ouders hebben kanker. Klagers moeder is zelf terminaal ziek en verkeert thans in het eindstadium. Het gaat niet goed met klagers ouders en het is
onduidelijk hoe lang zij nog te leven hebben. Klager wil zijn ouders bezoeken voordat het te laat is. Op 17 mei 2011 heeft klagers raadsman vernomen dat het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) een positief advies heeft afgegeven ten behoeve
van het verzoek om incidenteel verlof. Desalniettemin is het verzoek om incidenteel verlof afgewezen omdat het risico te groot zou zijn om klager alleen of onder begeleiding naar buiten te laten gaan. Dit standpunt is echter niet nader onderbouwd.
Klager is van mening dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het belang van onderhavig bezoek wordt miskend. Klager heeft ter ondersteuning van het beroep stukken overgelegd met betrekking tot de medische
gesteldheid van zijn vader en moeder.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een bezoek van klager aan zijn ouders is op dit moment te risicovol. Het is begrijpelijk dat klager zijn ouders graag wil zien, maar gezien het advies van het OM kleven er teveel risico’s aan vast om klager met verlof te laten gaan. Het OM heeft in een
telefonisch gesprek nadrukkelijk aangegeven bezwaar te hebben tegen een dergelijk bezoek. Zij vreest, gezien het door klager gepleegde feit, serieus liquidatiegevaar voor klager en daarmee uiteraard ook de maatschappelijke onrust die dit met zich mee
zal brengen. De informatie van het OM is uiterst serieus genomen. Het BIMA heeft aangegeven dat er weliswaar sprake is van een terminale fase van klagers moeder, maar dat niet is aan te geven hoe lang de levensverwachting nog is. Ook dit laatste
element
is in het recente contact met het OM opnieuw aan de orde geweest. Opnieuw is aangegeven dat men de ernst van de ziekte in haar oordeel nadrukkelijk had meegenomen, maar dat dit het standpunt van het OM niet zal veranderen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het BIMA heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De directeur van de penitentiair inrichting Nieuwegein adviseert negatief ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het OM is van mening dat klager in de inrichting dient te verblijven en deze niet zou mogen verlaten. De persoonlijke omstandigheden van klager zijn tijdens zijn voorgeleiding bij de
rechter-commissaris aan de orde geweest en het toen ingediende verzoek tot schorsing op grond van zijn persoonlijke omstandigheden zijn door de rechter-commissaris afgewezen, omdat de belangen van het strafvorderlijke onderzoek zwaarder werden gewogen.
Naar de mening van het OM geldt dit thans nog. Klager is in bewaring gesteld vanwege het feit dat hij er van wordt verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging tot moord cq. doodslag cq. zware mishandeling op een tweetal personen en/of
omstanders. In het belang van het onderzoek zijn aan klager ook beperkingen opgelegd. Indien klager met verlof zou gaan, kan hij het onderzoek (al dan niet ernstig) belemmeren. Wanneer besloten wordt om klager met verlof te laten gaan, dan dient dit
met
begeleiding te gaan. Een onbegeleid verlof is naar de mening van het OM maatschappelijk onverantwoord.

3. De beoordeling
Klager verblijft in preventieve hechtenis en wordt verdacht van bedreiging met openlijk geweld, poging tot doodslag en zware mishandeling.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te
bezoeken
en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Uit de stukken blijkt dat het BIMA positief heeft geadviseerd en dat klagers moeder in het eindstadium van haar ziekte verkeert, maar men niet weet wat de levensverwachting nog is.
Het is in beginsel en onder voorwaarden mogelijk in een dergelijk geval incidenteel verlof te verlenen, maar dan mag er geen sprake zijn van contra-indicaties. Er bestaat echter een ernstig risico op een ongestoord verloop van het bezoek, gezien de
opmerkingen met betrekking tot de mogelijke behoefte aan vergelding over en weer. Bovendien is een verzoek tot schorsing in verband met klagers persoonlijke omstandigheden door de rechter-commissaris afgewezen en acht het OM het maatschappelijk
onverantwoord om klager verlof te verlenen. Het vorenstaande vormt naar het oordeel van de beroepscommissie een forse contra-indicatie voor verlofverlening en kan, ondanks het positieve advies van het BIMA, een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder h en i, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 10 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven