Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1764/TP, 20 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1764/TP

betreft: [...] datum: 20 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 24 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 13 september 2001 verlengd tot 12 december 2001.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 25 januari 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 17 december 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verscheidene penitentiaire inrichtingen (p.i.),laatstelijk in de p.i. De Kruisberg te Doetinchem.
Bij schrijven van 3 november 2000 heeft een psycholoog van het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) te Utrecht op grond van eerder uitgebrachte rapportages geadviseerd klager te plaatsen in de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en deKempen te Eindhoven (GGzE).
De Minister heeft bij beschikking d.d. 27 november 2000 besloten tot plaatsing van klager in de GGzE te Eindhoven. Klager is op 19 december 2001 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Zijn beroep is gericht tegen de tweede verlenging van de passantentermijn. Hij is in oktober 2000 door het MI onjuist geïnformeerd omtrent zijn in juni 2001 te verwachten opname in de GGzE. In april 2001 vernam hij van de GGzE datopname niet eerder dan in juni 2002 te verwachten was. Ten onrechte duurt klagers detentie langer dan de door de rechter opgelegde gevangenisstraf en laat justitie het plaatsingsprobleem van tbs-gestelden voor rekening van klagerkomen. Het niet ontvangen van schadevergoeding hiervoor maakt hem depressief en boos. Hij zelf moet van de rechter wel een met fl. 25,= per maand af te lossen schadevergoeding betalen, hoewel hij in de p.i. wekelijks slechts fl.18,= ontvangt.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Onduidelijk is tegen welke beslissing klager beroep instelt. Op grond van de datum van het beroepschrift wordt aangenomen dat het beroep is gericht tegen de beslissing d.d. 13 september 2001.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, aangezien de beslissing de passantentermijn te verlengen klager is uitgereikt op 20 september 2001. Klager is op 12 september 2001, derhalve tijdig, gehoord.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een p.i.. Een dergelijkeduur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Blijkens de overgelegdemedische verklaring d.d. 24 oktober 2001 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt, zij het dat bij een lang durend verblijf in een p.i. psychiatrischeachteruitgang en decompensatie in de toekomst niet kunnen worden uitgesloten.

4. De beoordeling
Blijkens het beroepschrift d.d. 20 september 2001 is het beroep gericht tegen de beslissing, inhoudende de tweede verlenging van klagers passantentermijn.
Klager is gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 13 september 2001 is verstreken. Hiervan is een niet gedateerd hoorverslag opgemaakt, hetwelk op 12 september 2001 vanuit de inrichting van klagers verblijf isgefaxt. Klager is dan ook tijdig gehoord. Vervolgens is hij bij brief d.d. 13 september 2001 -na het verstrijken van de passantentermijn- geïnformeerd over de verlenging ervan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 24 oktober 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Zutphen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd. De forensisch psychiater merkt wel op dat klager sociale beperkingen en handicaps heeft, alsmede een beperkte psychische draagkracht, waardoor bij langdurig verblijf in een p.i. een psychischeachteruitgang en decompensatie in de toekomst niet uitgesloten zijn.
De beroepscommissie gaat ervan uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 13 september 2001 tot 12 december 2001. Nu de bestreden beslissing d.d. 13 september 2001 op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derdelid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, BVT bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager ineen tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 13 september 2001 tot 12 december 2001.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 20 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven