Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3351/GA, 9 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3351/GA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 1 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 maart 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij ede p.i. Haaglanden, gehoord.
Klagers raadsman heeft schriftelijk bericht dat hij en klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en op behoorlijke wijze was opgeroepen, niet ter zitting zullen verschijnen. Wel is een schriftelijke nadere reactie op het beroep toegestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft voor zover in beroep aan de orde (G217/610 en G305/610) de terugplaatsing vanuit de Remise naar de p.i. en de afwijzing van klagers verlofaanvraag gebaseerd op het negatieve gedrag van klager op de afdeling alsmede op de
terugplaatsing uit de Remise.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ondanks de omstandigheid dat klager vanwege zijn ISD-traject in de extramurale fase in de remise was geplaatst, bleef hij
wel onder de verantwoordelijkheid van de p.i. vallen. Door zijn gedrag veroorzaakte klager veel onrust en is door het personeel van de Remise verzocht klager terug te halen naar de p.i. Na zijn terugplaatsing is klagers ingediende verlofaanvraag
eveneens vanwege zijn excessieve gedrag in de Remise afgewezen, omdat er geen vertrouwen bestond in een goed en ongestoord verloop van het verlof.
Ter zitting is daaraan nog toegevoegd dat er afspraken zijn met de Remise. Daar konden en wilden ze klager, vanwege zijn door agressieproblematiek gekenmerkte gedrag, niet meer hebben. Onder die omstandigheden kon niet anders worden besloten dan klager
terug te halen naar de p.i. Haaglanden. Aldaar is hem een agressie regulatieprogramma geboden. Na een verblijf bij Exodus is hij in vrijheid gesteld. De terugplaatsing is door de selectiefunctionaris, weliswaar in een laat stadium, bekrachtigd.

Namens klager is in beroep schriftelijk aangegeven dat het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt wordt gehandhaafd. Verder is aangevoerd dat de directeur wederom verwijst naar rapportage van het personeel, welke reeds in de beklagprocedure
behandeld is. Er wordt geen nadere informatie of een nadere motivering van het beroep aangevoerd.

3. De beoordeling
Klager is op 1 maart 2010 in het kader van zijn extramurale traject ISD geplaatst in het woon begeleidingsprogramma de Remise. Op 26 april 2010 is hij, als gevolg van zijn gedrag, door personeel van de locatie teruggehaald naar de inrichting. Ingevolge
artikel 44m van de Penitentiaire Maatregel kan de selectiefunctionaris, indien de betrokkene niet meer voldoet aan de aan het programma van de laatste fase buiten de inrichting verbonden voorwaarden, hem op de grondslag van een advies van de directeur
terugplaatsen in (het basisregime van) de inrichting. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing en dat deze eerst op 6 september 2010 door de selectiefunctionaris is bekrachtigd. Hoewel
een terugplaatsing, gelet op klagers gedrag op zichzelf niet ondenkbaar wordt geacht, had de directeur enkel mogen overgaan tot oplegging van een ordemaatregel in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris. Nu dit niet is gebeurd en het
daarbij tot 6 september 2010 heeft geduurd voor de formele plaatsingsbeslissing genomen is, acht de beroepscommissie de handelwijze van de directeur onrechtmatig.
Reeds hierom wordt de afwijzing van de nadien ingediende verlofaanvraag eveneens onrechtmatig geacht. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven