Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0964/GV, 9 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/964/GV

betreft: [klager] datum: 9 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 maart 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. S.J. Paans, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De penitentiaire inrichting, politie, Openbaar Ministerie en Reclassering zijn positief ten aanzien van een te verlenen verlof. Hij begrijpt niet waarom zijn aanvraag desondanks voor de tweede maal is
afgewezen.
Namens klager is daaraan nog toegevoegd dat de selectiefunctionaris de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd. Het gepleegde strafbare feit dateert van 2008, klager werkt sindsdien overal aan mee en het genoemde incident dateert van na de
verlofaanvraag. Daartegenover staan enkel positieve adviezen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gedurende klagers huidige detentie pleegde hij in augustus 2008 - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: april 2008 - tijdens het verblijf in een penitentiair programma een ernstig nieuw strafbaar feit waarvoor hij tot 33 maanden
gevangenisstraf is veroordeeld.
De datum van invrijheidstelling is vooralsnog bepaald op 4 januari 2012.
Het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens de huidige detentie vormt een forse contra-indicatie voor het verlenen van vrijheden. Om deze reden is klagers aanvraag afgewezen. Op 4 april 2011 was klager betrokken bij een ernstig incident in de
inrichting. Een herselectie voor een strakker regime is in behandeling.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening, mits klager geen contact opneemt met het slachtoffer.
De politie Zoetermeer heeft het verlofadres akkoord bevonden.

2. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens onder meer gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden te ondergaan. De
datum
van invrijheidstelling is thans bepaald op 4 januari 2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is tijdens de huidige detentie veroordeeld voor een overval op een woning. Ten tijde van de overval nam klager deel aan een penitentiair programma. De beroepscommissie acht de tijdens het penitentiair programma gepleegde recidive – klager is
voor
de overval op een woning in 2008 tot een gevangenisstraf van 33 maanden veroordeeld en is eerder voor een gewapende overval veroordeeld – nog steeds te ernstig.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigt. Het door de Staatssecretaris
aangevoerde incident in de inrichting laat de beroepscommissie, bij gebrek aan voldoende kennis hieromtrent, buiten beschouwing. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven