Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2640/GA, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2640/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.E. Wiersum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 maart 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - de wijze waarop met klagers spullen is omgegaan toen hij in afzondering werd geplaatst en de disciplinaire straf van 14 dagen (feitelijk betrof het twee dagen) opsluiting in een strafcel wegens de
weigering plaats te nemen in een meerpersoonscel (mpc).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directie is onvoldoende zorgvuldig met klagers spullen omgegaan nadat klager in afzondering werd geplaatst. Klager verbleef op een meerpersoonscel, waardoor afsluiting van zijn cel niet mogelijk was. Klager heeft niet de mogelijkheid gehad zelf
spullen te pakken. Het zich in de cel bevindende kluisje is ontoereikend om alle spullen in op te bergen. Bovendien kan het kluisje, het heeft meer van een postbus, makkelijk door onbevoegden geopend worden. Het is onjuist dat de verantwoordelijkheid
van de directie zoals zij die heeft bij eenpersoonscellen er niet zou zijn bij meerpersoonscellen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.

Namens de directeur is bij zijn verzoek om aanhouding verwezen naar een door hem op 6 september 2010 ingesteld beroep tegen het gegrond verklaarde gedeelte van de uitspraak van de beklagcommissie, betreffende de vermissing van het gouden horloge. Nu op
het secretariaat geen beroep in die zin bekend is en de directie ook niet heeft kunnen aantonen dat het beroep daadwerkelijk verzonden is, kan hier verder niet op ingegaan worden.

Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht klager ervan uitgaan dat de directeur vanuit de zorgplicht die hij heeft jegens klager ervoor zorgdraagt dat klagers gezondheid wordt beschermd tegen ongewilde en vermijdbare schadelijke invloeden van
tabaksrook van medegedetineerde(n).
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, door het voornemen klager als niet roker op een meerpersoonscel met een rokende medegedetineerde te plaatsen en geen acht te slaan op klagers verzoek om hem bij een niet rokende gedetineerde te
plaatsen, te kort is geschoten in de uitoefening van zijn zorgplicht jegens klager. De vanwege de weigering opgelegde disciplinaire straf is dan ook ten onrechte opgelegd.
Het beroep zal op dit punt gegrond verklaard worden en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend

Ten aanzien van de vermissing van goederen van klagers (meerpersoons) cel wordt overwogen dat niet is gebleken dat klager in de gelegenheid is gesteld zijn spullen deugdelijk op te bergen of in te pakken. Te meer nu klager niet alleen op de cel
verbleef
had hem die mogelijkheid geboden moeten worden. Nu dit niet is gebeurd dient de vermissing voor risico van de directeur te komen. Klagers beroep zal op dit onderdeel eveneens gegrond worden verklaard en hem zal de na te noemen tegemoetkoming worden
toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op beide onderdelen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag op beide onderdelen alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven