Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1535/SGA, 25 mei 2011, schorsing
Uitspraakdatum:25-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1535/SGA

Betreft: [klager] datum: 25 mei 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.P.H. Hameleers, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde b.b.i. d.d. 20 mei 2011, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in
afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 20 mei 2011 om 10.15 uur en eindigende op 3 juni 2011 om 10.15 uur, met de mededeling dat verzoeker bij de selectiefunctionaris wordt aangeboden. Een en ander omdat de
uitslag van verzoekers urinecontrole wijst op mogelijke fraude.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 23 mei 2011 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 23 mei 2011.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Er zijn wel degelijk bijzondere omstandigheden welke de lage kreatininewaarde verklaren. Niet alleen het feit dat de meting niet, zoals de richtlijn adviseert, in de
ochtenduren is genomen maar pas zeer laat in de middag, maar ook de combinatie met de medicatie (onder meer plaspillen tegen hoge bloeddruk) maken de lage waarde verklaarbaar. Dat eerdere testen niet tot waarden onder de 2 zijn gekomen, kan mede hebben
gelegen aan het moment van de dag van de meting in combinatie met de medicatie. Dat verzoeker op geen enkele wijze bekend is met gebruik van verdovende middelen, anders dan in de voorgeschreven medicatie of tijdens voor of na operaties toegediende
stoffen, geldt ook als een bijzondere omstandigheid. Er is bij verzoeker niets aangetroffen. Niets wijst op frauduleus handelen ten aanzien van de urinetest. Nu de voorschriften met betrekking tot de verzegeling en het van identificerende gegevens
voorzien van de buisjes niet is nageleefd, zal de klacht gegrond worden verklaard. Verzoeker heeft niet zelf de stickers op de buisjes geplakt, zoals voorgeschreven, en volgens jurisprudentie van de beroepscommissie kan hieraan enkel de onwaarde van de
test worden verbonden.

De directeur heeft - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende naar voren gebracht. Verzoeker is conform de nota “drugsontmoedigingsbeleid in Penitentiaire inrichtingen” gesanctioneerd aangezien zijn kreatininegehalte te laag was. Dat het nemen
van
vocht kan leiden tot verlaging van de kreatinine is op dit moment landelijk een punt van aandacht. Toch is de directeur gehouden aan genoemde nota dat aangeeft dat een waarde beneden de 2 mogelijk kan duiden op fraude. Daarom is verzoeker bij de
selectiefunctionaris aangeboden. Gezien het beveiligingsniveau van de inrichting en het daaraan gekoppelde ontvluchtingsgevaar is er geen andere mogelijkheid dan verzoeker in afwachting van overplaatsing in de afzondering te plaatsen. De urinebuisjes
worden met de invoering van het nieuwe urinecontrolesysteem niet meer verzegeld. Volgens dit systeem zuigen de buisjes vacuüm waardoor ze niet meer door personeel worden geopend en gesloten.

Daarmee is de “chain of custody” in stand gebleven. Er is overleg geweest met de medische dienst en de huisarts of verzoekers gezondheidssituatie invloed zou hebben op de uitslag van de urinecontrole en dit was niet het geval.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. In dit verband overweegt de voorzitter het volgende.
Op zich rechtvaardigt de uitslag van het urineonderzoek en de daarmee verband houdende voordracht een ordemaatregel als de onderhavige. Maar dan moet bij de urinecontrole wel voldaan zijn aan de voorschriften van de Regeling urinecontrole penitentiaire
inrichtingen (nr. 726428/98/DJI van 2 juni 1999, hierna: de Regeling) gestelde voorwaarden. In artikel 3 van de Regeling is de procedure voor de afname van urinemonsters dwingend voorgeschreven. In het derde lid van dat artikel staat daaromtrent het
volgende:
“De gedetineerde verdeelt onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde sluit de buizen af, waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten. De gedetineerde
plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of code op de twee buizen.”
Nu niet is weersproken dat in de p.i. Maashegge de urinebuisjes niet langer worden verzegeld (doordat voor een ander dan het wettelijk systeem is gekozen), is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet voldaan aan de daaraan in de Regeling
gestelde eisen. Daarom kan de uitslag van het onderzoek van het urinemonster geen grond opleveren om verzoeker voor te dragen voor herselectie en daarom ook niet tot de bestreden ordemaatregel. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.

De voorzitter overweegt daarbij nog dat, indien voor een andere wijze van afname van urine wordt gekozen, in deze wijze van afname dient te zijn voorzien in de Regeling.
De voorzitter gaat er bij zijn beslissing vanuit dat de directeur ook de selectiefunctionaris van deze beslissing op de hoogte zal stellen, zodat deze die beslissing kan meewegen bij het nemen van een nieuwe selectiebeslissing.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie zal hebben beslist op het door verzoeker ingediende beklag.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 mei 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven