nummer: 10/3950/GA
betreft: [klager] datum: 31 mei 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 november 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle Zuid 1 te Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zwolle Zuid 1.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van een overplaatsing vanuit de locatie Zwolle Zuid 1 naar de p.i. Veenhuizen
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd vanuit De locatie De Karelskamp te Almelo overgeplaatst naar Zwolle. Bij die overplaatsing zijn ook klagers eigendommen overgebracht naar Zwolle. Klager nam zelf tijdens de overplaatsing een klein doosje, met daarin bevroren vleeswaren,
mee.
Drie dozen met zijn andere eigendommen werden door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) na twee dagen afgeleverd bij de badafdeling in Zwolle. Klager heeft zijn eigendommen zelf met twee inrichtingsmedewerkers uitgepakt. Een gedeelte mocht hij
meenemen naar zijn verblijfsruimte terwijl de rest werd opgeborgen in zijn fouillering. Klager heeft na twee weken zijn eigendommen weer naar de badafdeling gebracht voor overbrenging naar Veenhuizen. Klager merkt op dat de handtekening op het
invoerformulier van de p.i. Zwolle niet van hem is. Bij de verzending naar Veenhuizen bleek dat de twee resterende dozen van klager, die zich in zijn fouillering hadden moeten bevinden, daar niet meer waren. Desgevraagd gaf het personeel tegenover
klager aan dat een en ander wel goed zou komen. Die twee dozen zouden ofwel in de centrale opslag staan of zij waren verzonden naar een verkeerd adres. De hiervoor genoemde invoerlijst is onjuist ingevuld. Bij binnenkomst in Zwolle heeft klager op een
andere lijst voor de ontvangst van die spullen getekend. Die lijst is op een of andere manier verdwenen. Uiteindelijk mist klager twee dozen uit de fouillering alsmede zijn preciosa (een sealbag met daarin ondermeer klagers telefoon, identiteitsbewijs,
kentekenbewijs en dergelijke).
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft nader onderzoek gedaan naar de door klager gestelde vermissing van zijn eigendom. Dat onderzoek heeft niets opgeleverd. Vanuit
De
locatie De Karelskamp zijn nooit andere goederen van klager ontvangen dan op de invoerlijst staat vermeld en waarvoor klager bij binnenkomst heeft getekend. Dat waren meer goederen dan alleen de door klager genoemde vleeswaren. Alle op de lijst
vermelde
goederen mocht klager meenemen naar zijn verblijfsruimte. De directeur kan niet uitsluiten dat de kleding, die in een afzonderlijke doos kan hebben gezeten, op een later moment bij de inrichting is binnengekomen. Op de lijst van 13 november 2009 staat
een aantal eigendommen van klager vermeld. Bij binnenkomst worden alle ingekomen goederen geregistreerd op de badafdeling. De directeur heeft gezocht naar een transportbon van de DV&O. Die is niet aangetroffen. Inmiddels is de inrichting bezig om de
procedure met betrekking tot ingekomen goederen aan te passen. De directeur heeft navraag gedaan bij de locatie De Karelskamp. Ook die inrichting kon geen lijst van verzonden goederen overleggen. De directeur twijfelt niet aan de woorden van klager dat
hij spullen mist, maar die zijn nooit in Zwolle ingekomen. Met betrekking tot de vermiste preciosa geldt dat dergelijke goederen worden afgegeven bij de bevolkingsadministratie. Daar is geen preciosa van klager aangetroffen. De directeur kan bevestigen
noch ontkennen dat klagers eigendommen naar een andere gedetineerde zouden zijn verzonden.
3. De beoordeling
Uit hetgeen door en namens klager en de directeur in beroep naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat alle aan klager toebehorende goederen, waaronder ook de preciosa wordt verstaan, vanuit de locatie De Karelskamp zijn verzonden
naar (en aangekomen in) de locatie Zwolle Zuid 1. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat een aantal aan klager toebehorende goederen niet vanuit de locatie Zwolle Zuid 1 is verzonden naar de inrichting waarheen klager was overgeplaatst, te weten
de p.i. Veenhuizen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het personeel van de locatie Zwolle Zuid 1 onvoldoende zorgvuldig omgegaan met de eigendommen van klager. Zo wordt de in de locatie gevolgde procedure onduidelijk geacht en is er twijfel
over de vraag of klager al dan niet voor ontvangst heeft getekend op het zogenaamde inkomstenformulier. Die onzorgvuldigheid kan aan de directeur worden toegerekend. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie
zal
worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming voor het door klager ondervonden ongemak. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.
De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat die tegemoetkoming geen schadevergoeding is, voor het verkrijgen waarvan voor klager andere wegen open staan. Zo kan hij zich met een verzoek om schadevergoeding richten tot de directeur van de locatie
Zwolle
Zuid 1, dan wel kan hij zich daartoe wenden tot de burgerrechter.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 mei 2011
secretaris voorzitter