Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2552/GA, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2552/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2011, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns, en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens klagers gedrag, omgang en hygiëne.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is ernstig ziek. Hij is van mening dat hij ten gevolge van de medische behandeling tijdens zijn detentie kanker heeft opgelopen. Klager heeft enige tijd in het Pieter Baan Centrum (PBC) in Utrecht verbleven. Bij zijn terugkomst in Ter Apel werd
hij direct in een afzonderingscel geplaatst. Klager heeft daar volledig geïsoleerd gezeten. Klagers verhouding met het personeel in Ter Apel was ernstig verstoord; hierdoor heeft hij veel klachten moeten indienen. Hij vond dat hij niet thuis hoorde in
detentie. In die mening werd hij bevestigd door de psychiater van het PBC die aangaf dat het beter voor klager zou zijn als hij overplaatsing zou vragen naar een psychiatrische inrichting. Bij terugkeer in Ter Apel heeft klager daarom direct om
overplaatsing verzocht naar het PPC in Vught. Uiteindelijk werd klager twee weken voor de zitting in zijn strafzaak overgeplaatst naar het PPC in Zwolle. Ook daar is klager vervolgens slecht behandeld.

Klagers raadsvrouw heeft gepersisteerd bij hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd. Met betrekking tot de onderhavige ordemaatregel merkt zij op dat klager een volle maand in afzondering heeft moeten verblijven. Omdat de betreffende beslissing niet
aan de raadsvrouw ter hand is gesteld, kan zij omtrent de gronden geen verweer voeren. Klager is van mening dat de beklagcommissie veel te lang heeft gedaan over de behandeling van zijn klachten. Volgens klager is hij overigens niet gehoord alvorens is
overgegaan tot oplegging van de ordemaatregel.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
In november 2009 is klager vanuit de p.i. Ter Apel geplaatst in het PBC gegaan. Bij terugkeer in de p.i. Ter Apel is hij vervolgens in afzondering geplaatst. Aanleiding daarvoor was dat klager voorafgaand aan zijn verblijf in het PBC zodanig gedrag had
vertoond dat de maatregel noodzakelijk was. Daartoe is mede besloten omdat er vanuit het PBC geen signalen kwamen dat zijn gedrag verbeterd zou zijn. Voorafgaand aan klagers PBC-plaatsing was zijn verblijfsruimte in grote wanorde. Hij had op zijn bed
allemaal papieren liggen en ook tegen de wanden waren papieren geplakt. Klager sliep toen op de vloer. Alle papieren zijn ingenomen en in zijn fouillering opgeslagen. Hij heeft een en ander teruggekregen bij zijn ontslag uit detentie. Klager is bij
terugkeer uit het PBC niet gehoord door de directeur. Reden daarvoor was dat hij feitelijk niet aanspreekbaar was. Later is er wel overleg geweest met klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het te lang heeft geduurd alvorens op het beklag en het beroep is beslist. Weliswaar heeft de wetgever aan de behandeling van een klaagschrift termijnen verbonden, maar aan de overschrijding daarvan is geen sanctie
verbonden. Ten aanzien van de behandeling van het beroep geldt dat de wetgever daaraan geen termijn heeft verbonden. Gelet daarop kan de lange tijdsduur, hoewel op zich onwenselijk, niet leiden tot een gegrondverklaring van het beklag of beroep.

Ten aanzien van het beklag geldt het volgende. Vast is komen te staan dat de onderhavige ordemaatregel is genomen zonder dat klager daaraan voorafgaand is gehoord. Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw dient de directeur de
gedetineerden in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord, alvorens hij tot de oplegging van een ordemaatregel als de onderhavige overgaat. Dat horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet of indien de
gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat.
Noch uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat er in dit specifieke geval sprake was van een omstandigheid op grond waarvan dat horen achterwege had kunnen blijven. Nu
klager
niet is gehoord voorafgaand aan de oplegging van de onderhavige ordemaatregel, is die ordemaatregel opgelegd in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 57 van de Pbw. De beroepscommissie acht deze procedurele fout zwaarwegend omdat de
directeur
daardoor geen behoorlijke belangenafweging heeft kunnen maken. Gelet daarop dient tevens te worden geoordeeld dat die beslissing onvoldoende zorgvuldig is genomen. Een en ander maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en
dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 70,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven