Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2144/GA, 19 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2144/GA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 29 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van unit 1 van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak d.d. 2 september 2001 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord de heer [...], unit-directeur van unit 1 van de locatie De IJssel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens opruiend gedrag op de afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was voor de gedetineerden een activiteit georganiseerd, namelijk een waterspektakel. Iedereen kon hier aan meedoen. Klager wilde niet meedoen, maar er wel als toeschouwer bij zijn. Dat mag niet. Klager was hier zeer ontstemdover. Toen hij terug kwam van de sport en zijn celdeur dicht vond, werd hij kwaad. Hij begon gedetineerden op te stoken en hen over te halen tot een opstand die rond het waterspektakel zou moeten plaatsvinden. Klager ging maar dooren informeerde ook de dominee over zijn plannen. Klager is geen rustige gedetineerde, er zijn diverse meldingen over hem gedaan. Eerder heeft met hem een slepende kwestie gespeeld bij zijn overplaatsing naar een andere afdeling.Klager loopt op het randje met zijn gedrag.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 50, eerste lid, PBW bepaalt onder meer dat indien een medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting en hij voornemens is daarover aande directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt.
Op grond van artikel 51, eerste lid, PBW kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in voormeld artikel, een disciplinaire straf opleggen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het gedrag van klager, zoals dat uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, aangemerkt kan worden als onverenigbaar met de orde of de veiligheid in de inrichting. Het opleggen van eendisciplinaire straf is niet in strijd met de wet en ook niet onredelijk of onbillijk te noemen. De hoogte van de straf, drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, is evenmin onredelijk of onbillijk. Hetberoep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 19 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven