Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3868/GA, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3868/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 april 2011, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Grave.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij ervoor gekozen om voor de behandeling ter zitting weer terug te gaan naar de p.i. Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a) een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, opdat er een gepaste straf gezocht kon worden voor klagers veelvuldige drugsgebruik en
b) het feit dat niet toegestaan werd een contra-onderzoek te laten uitvoeren.

De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep schriftelijk verzocht om zijn beklag nogmaals te bekijken, omdat hij de uitspraak van de beklagcommissie niet terecht vindt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager gebruikt veel drugs. De maatregel is opgelegd in het belang van klager zelf, niet de in verband met de orde en veiligheid in de inrichting. De intentie was om een ‘time out’ te creëren en om klager te prikkelen tot vermindering van drugsgebruik.
Gedurende de tenuitvoerlegging van de maatregel is met de medische dienst en psychologe gesproken om klager te motiveren te stoppen met drugsgebruik. Dit heeft geleid tot meer aandacht voor klagers problematiek. Er is uiteindelijk geen disciplinaire
straf opgelegd. Klager heeft zeven dagen afgezonderd verbleven. Volgens het disciplinair beleid zou in dit geval een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd worden. Dit werd niet zinvol geacht. Ten aanzien van het tweede
onderdeel van de klacht stelt de directeur dat klager heeft niet verzocht om een herhalingsonderzoek.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat klager binnen een periode van vijf maanden viermaal positief heeft gescoord op drugsgebruik. Als gevolg hiervan is aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. Ingevolge
artikel 24 van de Pbw kan de directeur bepalen dat een gedetineerde in afzondering wordt geplaatst op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. In casu is de afzonderingmaatregel opgelegd om te komen tot een gepaste straf voor klagers
veelvuldige drugsgebruik. Voornoemde grond staat niet vermeld in artikel 23 van de Pbw. De afzonderingsmaatregel is op een onjuiste grond opgelegd en daarmee nietig. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond verklaren en
de
uitspraak van de beklagcommissie voor dit deel vernietigen. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat ook tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf gezocht kan worden naar een passende hulpmaatregel. Gezien de inhoud van het
rapport van 12 november 2010 acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Met betrekking tot onderdeel b. oordeelt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Ten aanzien van dit onderdeel zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie
-verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van ondedeel a. alsnog gegrond;
-bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt en
-verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.G. Coumans en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven